salm is volgens het Woordenboek de gewone uitspraak van psalm, men hooi ook wel pesalm of pesallem. De zaak wordt nog interessanter als we kijken naar de uitgangen van de verklein woorden. Het Woordenboek zegt bij- sje: "verkleiningsuitgang en plaatse lijke vorm van de uitgang -tie in bas taardwoorden" en als je gaat kijken bij 1. en 2. vind je heel veel. De verkleiningsuitgang in het Zeeuws is algemeen -je, de uitgang -ken komt alleen in het Land van Hulst voor. Zuid-Beveland heeft -sje: baksje, eksje (hekje)oeksje en pertsje(n) Na t en d kent het Land van Hulst en het zuidelijk deel van ZVO: andsje(n)gatsje(n)Vervolgens is er de vorm -esje in: bangesje (ooste lijk Zuid-Beveland) diengesje (Zuid- Beveland, ZVW, L. van Axel) ganges je, riengesjeBij de "aantekeningen" zegt het Woordenboek: "Volgens de inzender voor Domburg klinkt de uit spraak van j^je en -tje voor niet- Zeeuwen steeds als -sje en -tsje." De uitgang -pje komt zelden voor, men zegt bóómtje. En nu de bastaard woorden: familie, vermicelli, foelie schalietralie, die als uitgang opge vatte-ie wordt -je of -sje: fermielje (met 'anorganische r'), fermeselje, foeljeschaalje, traolje en vervolgens als tweede groep de woorden op -tie Het is regel op Goeree en Overflakkee dat hier -tie -sje wordt: fidutie, fe- duusje; vakantie, fekansjefelicitatie fielesetaosje; gratie graosje; kompas sie, kompasje_; competitie, kompeties- jelijkstatie, liekstaosje ("begrafe nisstoet" en ook staosje, ('grote staat'); natie, naosje; politiepe- liesje. Maar als ook woorden als assie, koffiespinazie onder dit proces val len, is er wel iets meer aan de hand: asjekofje en spinaoje of spinaozje. Het is duidelijk dat hier verder on derzoek gedaan moet worden. Vooral ook omdat uit het standaardwerk over de verkleinwoorden in de Nederland se dialecten dit genuanceerde beeld ontbreekt. Maar dat boek verscheen tussen 1936 en 1938 en toen was er nog geen WZD. (W. Pée, Dialectgeo- graphie der Nederlandsche Diminuti- va. Drie delen, Tongeren 1936-1938 (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Reeks VI, nr. 58)). Al dit rijke materiaal stamt uit het prachtige Zeeuwse woordenboek. Tot slot een voorproefje op het Supple- mentdeel en ook weer over de ver kleinwoorden. In Nehalennia 77 (Lente 1990) staat vermeld wat het bestuurslid voor Goe- ree-Overflakkee, de heer A. Wagner, schreef over het typische gebruik van verkleinwoorden, en dan zonder lidwoord. Zijn voorbeelden zijn: Hie liep op kousje deur den tuun. Nee op klompje. Oh ik docht van op sokje. Je mot niet op schoentje deur de slik laope. Gae j'in korte broekje en in boesje? Bij boesje vraagt hij zich af of het "shirt, blouse, sport hemd" is. Misschien is het wel buis, zoals in wambuis en is die ui geher interpreteerd als een oorspronkelijke oe, zo-als in Soeburg (zuid)Armoe- derhoek (muide)De Algemeen Neder landse Spraakkunst (ANS) wijdt 14 bladzijden aan het weglaten van een lidwoord (137-151). De gevallen van zelfstandige naamwoorden in de ver kleinvorm en dan zónder lidwoord zijn: namen voor kinderspelen als doktertje, verstoppertje, tikkertje ziekenhuisje spelen, pootjebaden touwtjespringen, paardjerijden. De voorbeelden van de heer Wagner zijn nog om andere redenen interes sant; men zou hier toch in het minst mogen verwachten dat het zelfstandig naamwoord in het meervoud zou worden gebruikt Het blijkt telkens weer dat het WZD en de aanvullingen in Mededelingen, Nehalennia en in de regioboeken tal rijke interessante gegevens bevatten, die, hoe beknopt ze soms zijn weerge geven, allerlei nieuwe feiten aan het licht brengen. De Zeeuwse dialecten komen er volop aan het woord. Het is aan de dialectologie de zaken te in ventariseren en uit te diepen en de vele verspreid liggende schatten in de openbaarheid te brengen. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 26