die hoort en wel waar die niet hoort
is volgens Winkler onjuist: als Zeeu
wen ongedwongen en natuurlijk spreken,
doen ze dat letterlijk nooit. "Maar
dit gebeurt slechts dan, als de Zeeu
wen zich zeiven geweld aan doen om
deftig of Hollandsch te spreken, b.v.
in hun gebeden (wis dwaas genoeg!),
of als ze in 't openbaar in eenige ver
gadering 't woord voeren, of, als
gezeid is, in geschrifte. Dan hoort
(of ziet) men uitdrukkingen als deze:
in den emel en op haarde, of: mijne
eeren en hingelanden! enz."
Wat opvalt in die vroeg negentiende-
eeuwse observaties met betrekking
tot de "Zeeuwse taele" is de aandacht
voor zowel de regionale als de sociale
verscheidenheid en voor de invloed
van het dialect op het geschreven
Nederlands. In latere jaren zal door
dialectologen ruimschoots aandacht
besteed worden aan de hier genoemde
verschijnselen. Het probleem van de
g-h-wisseling wordt uitvoerig behan
deld, evenals het verschijnsel scherp
lange e en andere klankverschijnselen.
Maar ook het dialectgebruik. Ik kan
hier wijzen op het onlangs gepubli
ceerde onderzoek van Catia Cucchiarini
en Frans Hinskens, De plaats van
het dialect in het Land van Axel,
op de doctoraalscriptie (1988) van
Georg Will, Dialectverloop in het Land
van Axel en op een heel ander type
onderzoek: M. Liefaert, Wat je zegt,
ben je niet altijd zelf. Een onderzoek
naar de taalattitudes van Rotterdamse
en Zeeuwse leerlingen in het Kort
Middelbaar Beroepsonderwijs (docto
raalscriptie Leiden 1987).
Maar in de dialecten zijn nog heel
veel problemen te vinden die nog niet
zijn bestudeerd. Daar is het gemak
waarmee Zeeuwen afleidingen op -ing
maken: schieting, kaarting, waar men
elders van schietwedstrijd en kaart
avond zou spreken. In het Woordenboek
wordt bij de beschrijving van het
bolspel van prijsbolling gesproken,
zonder dat het woord wordt toegelicht.
En wat moet een onwetende buiten
staander denken van een woord als
bejaardenschietingOpvallend voor
het Zeeuws van de vorige eeuw was
de uitspraak van de schik noemde
die hiervoor: mensen, vissen in plaats
van mensgen of visgen. Maar toch is
met de voor het Nederlands ook
vreemde sj-klank wel iets aan de hand.
In het Woordenboek lees ik onder het
woord (nach(t))sjek, sjekje: "nacht-
jek", dat het woord ook als nachtsek
wordt uitgesproken (Bruinisse) of
als nachtjek (Brouwershaven). Andere
voorbeelden zijn de paren: sjet
"sajet" -sette (Kwadendamme) en sêê-
te (Goeree); sjieke"pruim tabak"
- siek(e) (L. van Axel, L. van Hulst);
sjoeg, "uitroep als men het zeer koud
heeft" -soeg; sjoe:rele, "scharrelen" -
soerele (Nieuwerkerk)sjoere"loe
ren, gluren, turen" -soe:re (beide
vormen komen naast elkaar voor op
Zuid-Beveland: Baarland, Oudelande,
GoesWemeldingeKapelle-Biezelinge
Krabbendijke, en verder op Tholen
en St.-Philipsland) en sjouwe"zeu
len" en ook "iets uitvoeren" -souwe
(Zeeuwse eilandenvooral nog bij oude-
ren)Sjouwen betekent in het niet
als dialect gevoelde Zeeuws "iets uit
voeren" in de zin van "een beroep
uitoefenen, bijvoorbeeld: wat sjouwt
jouw vader?"Wat doet je vader voor
de kost?". Onder het trefwoord sek,
"zegge" (plant, Carex) wordt voor
Goedereede de uitspraak sjek gegeven.
Sukelao(de) is de gewone Zeeuwse
uitspraak van chocola(de)er is ken
nelijk iets aan de hand met de klank
si die ook voor het Nederlands vreemd
is, want saggrein, sacherein, voor
chagerein; salet, salètje, "zijka-
mertje" (chalet)sampetter en voor
ZVW en Overflakkee de uitspraak
sjampetter, 1. "veldwachter", 2.
"borrelglaasje zonder of met gebro
ken voet". Die tweede betekenis zou
je doen geloven dat het het kapotte
glaasje is dat altijd klaar staat
voor de veldwachter, welnu dat ver
moeden wordt bevestigd door de syno
niemen: dienderglaesje, kaoilóópertje,
koessie:rtje, peedraegertje, rakkers-
glaesje. Verder nog seeze, sêêze en
sjeze, "sjees". Ook ps aan het begin
van een woord levert problemen op
23