voor den eten te Hulst, waar de Lui tenant een groot liefhebber van viseh dadelijk gezien had dat er kabeljaauw was en vergasten wij ons daaraan. Te Hulst, Axel en IJzendijke liep alles goed af op de oude manier. Te IJzendijke ontving ik een brief van den C. des Konings, mij mededee- lende dat wanneer ijsgang mij zou beletten naar Schouwen te gaan met autorisatie van den Minister van Bin- nenlandsche Zaken, die alles had goed gekeurd, de loting aldaar op 4 en 5 Maart gehouden zou worden door een Wethouder met een Lt en twee Sergeanten der Schutterij. De dooi was intusschen ingevallen en had ik het zoo ingerigt dat de loting te Sluis zoo spoedig mogelijk kon aflopen; het rijtuig stond klaar, wij hadden voor het dinée bij den Burgemeester be dankt, naar Breskens overgezet en naar huis. Zonderling dat mijn gemoed toch vol schoot toen ik in huis trad. Ik mag hier niet verzwijgen, dat ik op mijn reis veel belangstelling heb ondervonden en dat die ook aan mijn familie gedurende mijn afwezig heid is betoond. De Commissaris des Konings had zelfs de beleefheid hen te doen melden waar er was aan gekomen. Aan den wagen vond ik een hoofd ambtenaar der Griffie, die mij zeide, dat de Rotterdammer boot overmorgen zou varen, dat de C. des Konings mij aanraadde naar Zierikzee te gaan over Zijpe en ik dus een dag kon rusten; ik zeide het niet te durven wagen In den avond liet ik onderzoek doen; ik durfde het niet te vertrouwen en goed dat ik het niet gedaan had want ik was te laat gekomen, want de boot was door ingevallen mist in zijn vaart zeer gehinderd; wij waren intusschen tevoren over Veere en Colijns- dat was ook maar een wonder dat wij er wel waren aangekomen. Het was donderdag marktdag in Zierikzee, het veerschip was aan den overkant, ook zijn doublure. Niet dan tegen de avond zouden zij terug keren. Wij zouden dus moeten wachten tot den volgenden morgen, dat kon want met opzet was het uur der lo ting op 12 uren gezet, maar als wij dat gedaan hadden, ware het geheel en al mis geweest, want 's morgens vroeg miste het sterk, zooals ik hier boven zeide en de mist trok op met storm, zoo dat niet kon worden over gezet voor 's middags, dat hoorden wij van andere reizigers, die er ge weest waren. Maar hoe kwaamt gij dan over dat verschikkelijke veer, wel, er was juist een schuitje met takkebossen aangekomen, dat had de Luit. die er dadelijk bij was in beslag genomen, en zooals de takkebossen er uit wa ren, wij er in, maar het duurde drie koude uren eer wij er weder uit wa ren. Enfin nu was de zaak beslist. Na loting te Z.zee moest ook een schut- terraad gehouden worden. Wij gingen daarna familair eten, maar toch niets minder bij den Burgemeester, want het officieel dinee hadden ze moeten houden, alle personen waren gevraagd. Zaterdags gingen wij loten te Brou wershaven, keerden naar Zierikzee terug en stoomden zondag 5 maart naar Middelburg terug. Ik mag hier niet onvermeld laten, dat ik door een perfect personeel ver gezeld was: de Secretaris van den Militieraad Cadet, de 2 Lt v.d. Schroeff, de Sergeanten van den Heu vel en Brandon. Cadet die reeds 23 jaar de loting bijwoonde, was zulk een reis nooit voor-gekomen plaat naar Zierikzee gestevend, maar Carel Theodorus Scharten, geboren te Go- rinchem 4 november 1800, overleden te Middel burg 14 juli 1880, was luitenant-kolonel der infanterie en militie-commissaris in Zeeland te Middelburg; hij huwde te Voorburg op 26 april 1833 met Cornelia Elisabeth Dyserinck Dekker, geboren te Goes op 22 september 1810 en over- -Gravenhage op 24 oktober 1887. leden te 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 18