LOTINGREIS IN ZEELAND 1870
door
Car el Theodorus Scharten (1800-1880),
Luitenant-Kolonel der Infanterie,
Militie-commissaris in Zeeland.
Toen ik in January de lotingsre-
gisters ontving, dacht ik, bij inzage
nu en date, dat geeft een gekke lo
ting, want er waren zooveel gemeen
ten, die elf lotelingen telden en 't
werd bewaarheid reeds de 2e dag,
dat ik naar Vlissingen moest.
De Luitenant Van der Schroeff,
die ik speciaal had gevraagd, omdat
ik die aan de beurt was niet mede
wilde nemen (een beroerde kerel)
kwam vroeg bij mij om mij af te halen,
toen ik hem vroeg wat dit beteekende,
kreeg ik ten antwoord, het is op
straat zoo glad als een spiegel, het
heeft gesneeuwd, geregend, gevro
ren, ik kan U helpen bij 't gaan naar
de diligence; de paarden zijn al ge
scherpt Zij zullen toch wel in Vlis
singen komen en dat was ook zoo,
maar een verschrikkelijk weer, storm,
hagel en sneeuw buyen van belang.
Te Veere en Cortgeen ging het vrij
wel, wij keerden vandaar terug om
Zondag met de stoomboot regelregt
naar Zierikzee te gaan, die heeft het
tot die dag met varen volgehouden,
niet van Middelburg daar was alles
dicht gevroren, maar van Veere, zoo
zaten wij reeds in de omnibus om daar
op de boot te gaan toen wij op eens
hoorden, de boot zal niet varen; wij
reden toch naar Veere om ons daar
over te laten zetten en dan bij
Colijnsplaat naar Zierikzee. Maar,
toen wij te Veere kwamen, zei de veer
man dadelijk onmogelijk (te kunnen)
overzetten; hij bragt mij bij de boot,
maar ik kromp ineen bij de scherpe
N O wind; daar lag de boot, die een
uur vroeger was aangekomen, midden
in 't ijs, tot half de rivier en zeker
vijf voet diep zat het ijs, opgestuwd
als 't was door de N O wind.
Toch hebben wij drie uren lang
laten werken, door zes man over te
zetten, maar toen ik bemerkte, dat
iff
i-V-"
-'i „v,. f „r
Dichtgevroren Zandkreek met "voetpad
over het ijs.
het mijn leven zou kosten, liet ik in
spannen, reed regelrecht naar den
Commissaris des Konings, mijn voor
stel werd aangenomen, er werd gete
legrafeerd dat de loting op Schouwen
zou geschieden 4 en 5 Maart, de 6e
was Zondag en den 7e was onwettig
(want) vóór 7e Maart moest 't zijn
afgeloopen anders had het nog bij
de wet nader moeten geregeld wor
den
Schriftelijk en bij een gedrukt stuk
werd ik gemagtigd om de reis naar
de onderscheiden deelen der provin
cie, in welke de loting alsnog moest
plaats hebben op zoodanige wijze te
regelen als mij, in verband met de
weersgesteldheid noodig zou voorko
men.
Donderdag moest ik te Tholen loten.
Maar hoe zou ik daar komen; de Goe-
verneur zou laten onderzoeken
's maandags of ik met een boot van
Vlissingen naar Borselen kon komen,
dit gelukte, want 't Sloe was niet
over te komen, reeds gedurende drie
dagen had men op Walcheren geen
gist meer en at men ongerezen brood.
14