gouverneur Laurens Storm van 's-Gra- vensande heeft door zijn bekwaam en energiek beleid daartoe veel bijgedra gen. Hij wist verscheidene Engelse planters over te halen zich hier te ves tigen. Deze legden plantages aan langs de tussen Essequebo en Berbice stro mende Demerary-rivierDemerary werd in 1750 een eigen district. In 1770 be stonden in Essequebo 70 plantages en in Demerary 130, voornamelijk voor koffie en suiker. Aan de kust vond men 14 katoenplantages Door de aanvoer van meer slaven kwa men er wel meer arbeidskrachten maar bereikte men geen hogere opbreng sten. Hierbij kwam dat de suiker- en koffiemarkt stagneerde. In 1750 woedde een pennestrijd tus sen de Amsterdamse en Zeeuwse Ka mer der WIC over het recht van ex ploitatie van de Guyana's. Uiteinde lijk zou in 1772 dit conflict worden beslecht door een uitspraak van stad houder Willem V: de WIC had het al leenrecht om de koloniën te exploite ren. Als antwoord hierop besloten in 1771 een aantal Zeeuwen tot oprichting van "De Sociëteit ter Navigatie op Es sequebo en annexe Rivieren". Deze sociëteit was gevestigd in Middelburg en als kleine handelscompagnie werk zaam binnen het gebied van en met toestemming van de WIC. Het voornaam ste doel was de handel op en het be stuur van de koloniën Essequebo en Demerary. De functies en bevoegdhe den kwamen in het klein met die der grote compagnieën overeen. Door een crisis in 1773 op de Amsterdamse beurs werden veel Westindische planters ge dwongen hun bezit te verkopen en kwamen de plantages in handen van in Nederland woonachtige eigenaars. Browns reis naar de West Op 17 juli 1773 's morgens om twee uur werd er bij Rammekens het anker gelicht van het schip "d' Eensgezint- heid" -1-5. In het ruim waren soldaten onderge bracht die de troepen in de West kwa men versterken. In de kajuit: de he ren Briex, assistent van Essequebo, Boyaval, Boin, Kruus, commandeur van de troepen en chirurgijn Bosse- hart. In de constapelskamer bevon den zich een timmermansvrouw met drie kinderen en de vrouw van de tuinier van de plantage van de heer Jan Willem Boddaert met haar drie kin deren en een negerin, dienstmeid van de heer Codin. Om drie uur salueerde de stad Vlissingen met schoten en ging nog een passagier scheepde nieuwe fiscaal van Essequebo, Adriaan Antho ny Brown. Na drie maanden en elf dagen, met windstiltes"nog capitein nog stuur man hebben in hun leeftijd zoo veel en lange stilte in 't Canaal gehad" 16 stormen en sterfgevallen, "16 van de 46 soldaten gestorven aan rotkoorts" zeilde het Sociëteitsschip "d'Eens- gezintheid" op 28 september 1773 langs de Guyaanse kust Raad van Politie en Fiscaal van de Ri vier Essequebo Brown was in Essequebo aangesteld in de functie van fiscaal. Dit zal er zeker toe hebben bijgedragen dat hij zich niet direct populair kon maken bij de planters. In ruime zin had hij als taak om de belangen van de WIC te behartigen. Uit zijn instructie blijkt dat hij het recht had schepen en plantages te onderzoeken op clan destiene in- en uitvoer l®. Hieruit volgde een justitiële taak ten aanzien van overtreders. Ter assistentie had hij drie klerken onder zich. In de Raad van Politie die regelmatig op fort Zeelandia bij eenkwam was hij de derde in rang, na de gouverneur-generaal Storm van 's Gravensande en commandeur Schuijlenburg. Tevens was Brown eigenaar van de plantage "de Philantropica"gelegen aan de Essequebo aan de oostzijde van het Varkenseiland, "groot 550 akkers land met desselfs gebouwen, slaven en verdere ap- en dependen tiën" 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 8