nog een aanvulling over In de rouwe
ghaen en rouwe draeghen. De Zuid-
bevelandse vrouwen hielden zich aan
nogal strak geldende en ook toegepas
te regels. Zwarte rouwe, wanneer
de overledene een eigen gezinslid was,
of tot de naaste familie behoorde:
vader, moeder, broer of zuster.
Doek en beuk waren dan van zwarte
stof, en de schort zwart en grijs
gemêleerd: 'n rouwschorte. In de
gróóte musse was aanmerkelijk min
der kant verwerkt: 'n rouwmusse.
De lichte rouwe droegen ze, als de
verwantschap iets minder direct was,
b.v. na overlijden van een oom, tan
te, zwager of schoonzuster. Doek,
beuk en schort van overwegend grij
ze stof, met daarin kleine zwarte
figuurtjes of streepjes.
Gries mie'n klein zwart werksje noem
de men dat. Afhankelijk van de graad
van familieverwantschap werd de tijds
duur van 't rouwe draehen bepaald;
soms werd na een aantal maanden
zwarte rouwe nog een overgangspe
riode van licht rouwhoed toegepast.
STREEKGERECHTEN
Jammer, nóg geen nieuwe recepten
ontvangen; die vraag is blijkbaar
niet zo eenvoudig te beantwoorden.
Als ons nu maar de benamingen van
uw streekgerechten worden gezonden,
dan kunnen we wellicht de recepten
op andere wijze achterhalen.
Op blz. 31 van Nehalennia 78 werd
in het lijstje versnaperingen van mevr.
Van de Klooster-Slaager ook opgenomen
kar remans wort el. Daarover schrijft
nu mevr. H. de Man-Geldof (Hkg)
"Karremanswortel is kalmoeswortel
Ik ken het goed van de oevers van
de Friese meren. Het werd gedroogd
en dan kauwde men erop i.p.v. een
pruimpje tabak." Ook haar oudere
informant kende het van vroeger.
"Het was bij de drogist (hij noemde
de appeteek) te koop, en hij sprak
van kalmoesThans wordt het o.a.
gebruikt in de Friese Berenburg!"
(Ons is bekend, dat de kalmoes een
waterplant is uit de familie van de
aronskelken.
Mevr. L.J. Knöps (Dl) voegt aan de
lijst van snoeperijen nog de platte-
brokken toe - rood, geel en wit, die
vroeger leien werden genoemd.
Volgens mevr. De Man zei men vroe
ger in Herkingen, als iemand vlug
klaar was met eten: die heit ook geen
vis gegeten. Dit n.a.v. het gezegde
met kruukels van Zuid-Beveland.
Mevr. A. Wiebrens-Beekman (Bns)
geeft weer een zegswijze, in verband
met de waterige jus: 't Is wee mee
slienger an de paol.
We hadden al van andere zijden:
't Is sop uut de locht en lawaojsause
Mogelijk nog andere gezegden?
GEDICHTEN
De Zeeuwse Bibliotheek nodigde ons
uit aanwezig te zijn bij twee lezingen
(in mei) over het verschijnsel gelegen
heidsgedichten Dit naar aanleiding
van de publikatie van de Catalogus
van gedrukte Nederlandse gelegen
heidsgedichten uit de zeventiende
en achttiende eeuw. Wij konden er
helaas geen gebruik van maken. Maar
het bracht ons wel op de gedachte:
zouden er in Zeeuwse families hier
of daar nog gelegenheidsgedichten
in dialect, uit de vorige en deze
eeuw, bewaard gebleven zijn, waarvan
men een kopie voor ons archief wil
afstaan? Wij zouden dat bijzonder op
prijs stellen! Overigens zijn alle
soorten gedichten, liederen en lied
jes welkom, ook rijmende gezegdes,
zoals mevr. D.K. Soldaat-Poortvliet
(Dl) ons er een zond:
Hie weet mit glorie oud te worre, mit
gouwe blaeren zal'n verdorre (hij wordt
oud zonder grote gebreken, en blijft
goed bij zijn verstand)
LIMERICKS
Uit het Land van Hulst geven we een
limerick van mevr. M. Wiersma-Menu
Nen voddenraoper van de Kling
wist nie meer waor at ty sting
Aoit y wa wyer deur gegaon
kost y puik zijn uisken zien staon
Da kokkerolleken waor nen pezerik
aon hing.
32