de Deltawerken was de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal van grote be tekenis voor de verdere ontsluiting van Tholen. Op 29 januari 1971 werd bij Tholen een nieuwe verkeersbrug over het Schelde-Rijnkanaal in gebruik geno men, terwijl de weg over de Krab- benkreekdam naar St-Philipsland in 1973 in gebruik werd genomen. Dat jaar werd ook de brug bij Oud-Vos- semeer voor voetgangers en fietsers opengesteld. De openstelling voor autoverkeer volgde op 11 april 1974. Vier jaar later zou men de Ooster- schelde afsluiten met een dam. Na een brede discussie werd dit plan in 1976 verlaten. In plaats van een totale afsluiting werd gekozen voor een beweegbare stormvloedkering. Het zou tot 1986 duren voordat deze gereed was. Dit leidde tot vertraging van de aanleg van de Oesterdam die nodig was ingevolge het traktaat dat in 1963 werd gesloten met België voor de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal. In dit traktaat werd overeengekomen dat het kanaal getijvrij zou worden. De vele aanvaringen en strandingen van schepen in de tijd dat het kanaal in open verbinding met de zee stond hebben hiervan de noodzaak bewezen. Verder was de Oesterdam nodig om het Oosterscheldebekken te verklei nen, waardoor bij een bepaalde door- laatopening van de stormvloedkering een getij verschil van 2.70 meter kon worden gehaald. De derde reden was dat met een zoet Zoommeer de verzil- ting van Nederland kon worden tegen gegaan Plannen over het inlaten van water uit het inmiddels zoete Zoommeer zijn op Tholen volop in be spreking. Sluiting Tholensche Gat In 1978 werd het tracé van de dam vastgesteld dat voor het grootste deel direct tegen het Schelde-Rijnkanaal en het Spuikanaal naar de Wester- schelde lag om het getijdemilieu van de Oosterschelde zo groot mogelijk te houden. De slinger in het noorde lijk deel was nodig om het laatste sluitgat, het Tholensche Gat, op een voor de scheepvaart aanvaardbare wijze te kunnen sluiten (stroomsnel heid dwars op kanaal). Verder werd deze bepaald door de inpassing van de weg tussen de Oesterdam en het bestaande Tholense wegenstelsel. In 1979 werd met de werkzaamheden be gonnen en werd de bouwput van de Bergsediepsluis aangelegd. Met de bouw van de sluis werd na vele dis cussies over de grootte in 1983 be gonnen. Het werd een sluis die ge schikt is voor schepen met een diep gang tot 2 meter. De sluiskolk heeft een grootte van 34 bij 6.5 meter. De geringe afmetingen hebben een gun stige invloed op het zoute milieu van de Oosterschelde. Helaas heeft Rijks waterstaat de sluis genoemd naar een oostelijk gelegen secondaire geul die evenwijdig aan het Tholensche Gat ligt. Het eerste grote sluitgat in de Oes terdam het Marollegat, werd in 1985 gesloten. In verband met de milieu effecten vond de definitieve sluiting van de eompartimenteringsdammen (Oesterdam en Philipsdam) plaats di rect na het gereedkomen van de stormvloedkering. Ondanks moeilijk heden met de zandtransportleidingen en een zware storm werd het laatste sluitgat in de Oesterdam, het 380 me ter brede en 22 meter diepe Tholen sche Gat, met hulp van grote zand zuigers en een groot aantal bulldozers en andere graafmachines op 22 okto ber 1986 gesloten. Een sluiting op deze manier zou niet mogelijk zijn geweest zonder de stormvloedkering waarmee door gedeeltelijke sluiting van de schuiven de getijstroom werd beperkt. Als gevolg van de zware storm zijn de schuiven zelfs enige tijd geheel gesloten geweest. De weg op deze langste Deltadam en de aansluitende wegen op Zuid-Beve land en Tholen zijn aangelegd door de Provinciale Waterstaat. Hierbij is rekening gehouden met kleinschalige recreatie aan de kant van het Zoom meer, evenals met wensen van de plaatselijke bevolking. Het getijde water aan de westzijde wil men de 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 13