lieden zolang zij niet het retourveer van de Zuidbevelandse heren hadden gepacht alleen zonder passagiers terug varen. Omgekeerd gold dit ook voor Zuidbevelandse veerschippers. Het is echter waarschijnlijk dat Le Jeun het overzetveer van Yersekendam op Gorishoek van de ambachtsheren van Yerseke pachtte. De eerste veer man was Hermanus Larooy die in april 1746 zijn vaartuig naar Gorishoek bracht om het werk aan te vangen. De post van Walcheren naar Holland werd op zondag en woensdag, later op woensdag en zaterdag verzonden, waarna zij de volgende dag om 2 uur 's middags te Steenbergen aankwam. Enige uren later nam de Hollandse postiljon de post in ontvangst bij Moerdijk. Voor deze rit die 32 uur duurde waren 5 postiljons en 12 paar den nodig. Veerman Laroot kreeg voor het 2 x per week overzetten ƒ3,- per week. Bovendien genoot hij de veergelden van de passagiers onder de verplichting op aanwijzing bepaalde personen niet tegelijk met de post over te zetten. Het aantal personen was echter gering. De eerste veer schipper overleed na 4 jaar. Zijn zoon Abraham Larooy zette het werk van zijn vader voort met een hengst (plat bodemzeilschip) en een roeiboot. La ter waren Pieter en Jacob Fluyt hier veerman. Rijkswegen op Tholen Napoleon was na de Romeinen de eer ste die het nut zag van een goed we gennet. Van hem zijn de eerste we genplannen. Dit werk werd voortgezet onder Koning Willem I. Via departe mentale weg nr. 1 in Zeeland (1813) en grote communicatie van het Rijk nr. 10 (1816) werd de Postweg van Breda via Tholen en het veer Goris hoek - Yerseke in 1821 ingedeeld als zijtak van de Grote Weg van de eerste klasse nr. 3. Hoewel deze verbinding via het eiland Tholen de status van doorgaande weg had gekregen, bete kende dit niet dat deze was verhard. Op Tholen was dit alleen het geval tussen de stad Tholen en Poortvliet. Hoe de toestand van het postveer Gorishoek"- Yersekendam was kunnen we lezen in het reisverslag van Jacob van Lennep die in 1823 met zijn vriend Dirk van Hogendorp een be zoek aan Tholen en de rest van Zee land bracht. "Van Scherpenisse reden we over een smallen akeligen dijk naar het veer Gorishoek. Twee uren wachteden wij hier op de boot. Ik beklom de lan taarn en las mijn romannetje, intus- schen werd het later en later, de boot had in plaats van op het veer als naar behooren te varen, Braban ders naar Wemeldingen gebracht. Toen dezelve eindelijk genaakte moes ten wij om indezelve te stappen een steilen dijk af, met groote puntige hoekigen steenen beleid, waar tus- schenuit tallooze kleine paaltjens uit staken, zonder dat er een plank of iets was om den afgang gemakkelijker te maken, daar een verkeerden stap ons zou hebben doen vallen en 't aan gezicht aan flarden rijten. Een uur duurde de overtocht.- Aan de andere zijde was de opgang even slecht en tot overmaat van ramp liet de schip per het ransel van Van Hogendorp in 't water vallen dat er braaf nat uitkwam." Tot zover Jacob van Len nep De beide vrienden zullen ieder 0,70 veergeld hebben betaald. Bij harde wind, "de molens van vier enden ge zwicht" was dit evenals na en en voor zonsondergang het dubbele. In het tarief van 1824 werden ook bedragen genoemd voor het overzetten van een rijtuig met een en twee paarden het geen respectievelijk 5,30 en 7,30 kostte. Vermoedelijk konden deze al leen bij hoogwater worden geladen en gelost hetgeen trouwens alle pas santen werd aangeraden als tijdspip om te worden overgezet. Tolweg Kort daarna is er veel veranderd. Met een grote lening en een bijdrage van het rijk heeft de provincie Zee land de verharding van de weg tus sen Middelburg en Tholen aangepakt 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 11