HET GRUTTERSBEDRIJF Boekweit- of gruttersmolens vormden met hun stal voor het molenpaard en winkel een klein complex in het centrum van plaatsen. Een ets van Jan Luyken uit 1694 laat het bedrijf in werking zien. Met behulp van een paard met oogkleppen dat steeds in het rond liep,werd het kroonwiel,het ronsel,spil en molensteen aangedreven.Nadat de grutter het zaad door herhaaldelijk zeven van ongerechtigheden had gezuiverd,werd het op de eest(oven) verwarmdzodat de pel makkelijk breekbaar was.Via de stortbak en het kropgat werd het zaad tussen de vaste en draaien de molenstenen gevoerd en gemalen of gebroken. Van boekweitmeel werden koeken gebakken.Van de gebro ken ruwe pel werd gruttenbrij(pap) gekookt. Het was eeuwenlang een betrekkelijk goedkoop volks- voedsel.De buitenste schil van het zaad,de boekweit- dop,werd gebruikt als verpakkingsmateriaal voor bijvoorbeeld glaswerk. In het Arnhemse Openluchtmuseum kan men de rosmolen zien van een grutterij in Wormerveerwaar tot 1921 paarden voor drijfkracht zorgden. DE OUDSTE GRUTMOLEN TE THOLEN Boekweit was in de 16de eeuw op Tholen bekend. Frans Resen zaaide dit gewas in 1587,nadat het lijn zaad niet was opgekomen. In de volgende eeuw vernemen we voor het eerst iets over het stichten van een boekweitmolen in de stad. Op zijn verzoek kreeg Jan Raphaels op 21 januari 1619 toestemming een dergelijke molen in werking te stel len.Naast vrijdom van de "mouwer"(belasting op graan), bepaalde de magistraat dat er zeven jaar geen andere boekweitmolen zou worden gesticht.Ook kreeg hij zijn verloren poortersschap terug.Deze molen stond op het Zuydeinde (Hoogstraat/Cromvliet) Later was Jan Cornelis,die in 1652 overleed,grutter en in 1681 Christiaan Goewijn.De laatste had dat 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1985 | | pagina 21