tselve is een saecke van zeer quade exemple ende die dagelick zeer veel zwaricheden en questien innebrengt, ende meer soude,indyen daer bij tijts nyet inne versien en wordt'5) Het lukte Middelburg uiteraard niet zich buiten de Unie te houden,maar het had weer teens het genoegen zijn gram over de besnoeiing van rechten in 1574 kenbaar te maken. In 1579,van de eerste schrik van de oorlog ietwat beko men, begint men zich steeds meer om de belangen en de organisatie van het eigen gewest te bekommeren en komt men in de kwestie over het stemmen in de Staten zelfs lijnrecht tegenover de Prins te staan. 6) Namens deze dient Arent van Dorp de Staten op 23 mei 1579 aan dat voortaam geöpinieerd zal moeten worden met drie 'voysen' l.de Eerste Edele 2.de vijf goede steden 3.Vlissingen en Veere.Hierover ontstonden heftige debat ten die de besluitvorming weken vertraagden. Nadat ook tussenvoorstellen als toelating van Vlissingen en Veere als de Brede geërfden of een andere indeling van de steden van de hand waren gewezen gaf de Prins tenslotte toe: iedere stad zou zijn stemrecht afzonder lijk uitoefenen in de Statenvergadering. In hetzelfde jaar besloten de Staten van Zeeland tot de oprichting van een eigen Munt. 7) Dit was een belangrijk middel in de bevordering van de handel en men wenste niet van de oude koninklijke Munt te Dordrecht - die toevallig onder Holland ressorteerde - afhankelijk te zijn.Hier stuitte Zeeland zowel op oppositie van Holland als van de Pr ins.Holland nam de muntmeester Hiëronymus Bruynzeels gevangen en middels het protest en beklag bij de Prins over deze daad 'die smaect naer gewelt en tyrannie gaven ze tevens te kennen dat men van plan was door te zetten 'ende willen de uwe Vorstelijcke Genade nyet verswegen hebben,dat als wij ons concept sullen willen ten effecte stellen ons gheen muntmeesters en sullen gebreken' De Prins drong er op aan het nieuwe plan niet door te zetten aangezien hij hieruit onenigheid in de nieuwe Unie voorzag.Hij spoorde de Staten aan 'nyet te atten- 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1985 | | pagina 40