graag zou zien dat hij zich,met name bij epidemieën,
beschikbaar zou willen houden.
DE UITVOERING VAN DE VOORWAARDEN VAN DE OVEREENKOMST
VAN 1496
Tot nu toe hebben wij alleen de overeenkomst tussen
Jan van de Bottinge en het Gasthuis als zodanig be
keken.Hoe werd nu aan de gestelde voorwaarden in de
praktijk voldaan? Om dit te onderzoeken hebben wij
de rekeningen van de gasthuismeesters over de jaren
1494/95, 1498-1500, 1505/06, 1512-1514 doorgenomen7
Over de tussen liggende jaren zijn geen rekeningen
overgeleverd.
Allereerst de verzorging van Jan van de Bottinge.
In de rekeningen over 1498/1500 komen wij vele uit
gaven tegen die zijn levensonderhoud betreffen.
De rekening 1498/99 vermeldt uitgaven voor het her
stellen van zijn schoenen,kousen,het wassen en her
stellen van zijn kleding en de aanschaf van een
nieuwe hoed.Jan was blijkbaar nogal sleets,want in de
rekening 1499/1500 komen onder de rubriek "onver-
sien"identieke posten voor,met name voor het her
stellen van zijn kousen.Verder laat het Gasthuis
een extra-lang veren dekbed voor Jan vervaardigen,
aangezien "die coetse zeer lanc es".
Over de uitoefening van zijn ambacht hebben wij
geen sporen in de rekeningen aangetroffen.Mogelijk
namen zijn beslommeringen als hofmeester hem te zeer
in beslag.
Wel vinden wij aanwijzingen dat hij de verplichting
om bij de missen aanwezig te zijn is nagekomen.
In de rekening van 1498/99 wordt - bij de opgave
van de opbrengst van de collecte - vermeld dat bij
de mis op Goede Vrijdag "Jan van de Bottinge boven
(in de z.g. 'opperkerk' O.L.V.Kerk) gheseten
hadde".Verder wordt duidelijk dat hij ingezet wordt
als collectant:
"up den 20e dach van mey ontvang Jan van de Bottinge