BOEKBESPREKING Gierveld,A.J. Het Nederlandse Huisorgel in de 17e en 18e eeuw.Dissertatie Rijksuniversiteit Utrecht 1977. Hoewel algemeen van opzet verdient dit boek een plaats in onze boekbespreking.Het bevat namelijk naar verhouding vrij veel materiaal betreffende het huisorgel in Zeeland in de 17e en 18e eeuw.Ondergetekende heeft bij de beschrij ving van de Historische Orgels in Zeeland (Archief Zeeuwsch Genootschap 1972/73,1975 en 1977)het huisorgel in particu lier bezit buiten beschouwing gelaten,in afwachting van het werk van dr.Gierveld.Het boek is zeer overzichtelijk en systematisch ingedeeld.Deel I geeft een overzicht van het wezen en de ontwikkeling van het Nederlandse huisorgel. Deel II bevat een catalogisch overzicht van huisorgelma kers en hun werk in en buiten de republiekalsmede een overzicht van anonieme instrumenten.De bijlagen bevatten archivalische en gedrukte bronnen. Voor deze bespreking interesseert ons met name hetgeen over het huisorgel in Zeeland wordt gezegd.Uit het onder zoek van Gierveld is gebleken dat het huisorgel in deze provincie een favoriet instrument was met een eigen karak ter. De vermogende regenten als Daniel Rademacher, Johan Adriaan van de Perre en Daniel Schorer te Middelburg had den grote en fraaie orgels tot een omvang van wel twee klavieren en 15 registers.Ook de gegoede burgerij schafte zich vaak een fraai huisorgel aan van drie tot acht regis ters.Opvallend is dat het kabinetorgel als zodanig niet voorkwam in Zeeland.Tot de komst van bureau en secretaire orgels was er een zelfstandige vormgeving die meer aan sloot bij de kerkorgels met een opbouw in torens en vel den. Ook voor het instrument zelf zijn eigen kenmerken aan te wijzen: de aanwezigheid van registers als quintadeen (een wat nasale klank) cornet (een vulstem voor cantus firmus,bv.begeleiding van zang) en een tongwerk als bas- son(een hoboachtige klank) zij typerend voor de Zeeuwse 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1980 | | pagina 42