101) VII, 52. 102) III, 172, 173 103) VII, 70. 104) VII, 41, De kintsheyt heeft yet goets, yet goets de groene jaren. 105) III, 161, 162; IX, 21. 106) IX, 21. 107) VIII, 22. 108) V, 106. 109) III, 107, 108, Ach moeder, wat een pijn! 110) IV, 9, Seyt, met een ongeveynst gemoet, Al wat vaertj' en moertje doet; V, 118. 111) Zie noot 37. 112) 111, 29. 113) III, 173, Als ghy het door het huys met spelen besigh vint; en soo het dan misschien sijn poppe dreyght te billen; VI, A2, Inleyding. 114) V, 154, Dit was een lustigh vier, soo langh het bleef te samen, en dat 'er met de tangh geen kinders by en quamen. 115) V, 84, 105. 116) III, 110, Die sie, hoe menigh kint sijn duyve kan gewennen. 117) V, 93, Wel hoe, mijn weerde soon, waerom aldus gekreten? 118) III, 25. Hanght potten om u gantsche dak; VIII, 22, Op 't gesicht van een Spreeuw, haer nest maeckende. 119) III, 127, Maer, als ghy tot besluyt u kinders hebt gekust. 120) III, 173, En gaet niet tot het werck als met een koelen sin. Waer toe in dit geval soo byster ongebonden?; V, 57, Op 't hooft, borst of aensicht, waerse maer best raken konnen, 't is buyten den regel. 121) III, 171, Maerlaet de kinders wassen, Woest, dertel, quastich, rauw, vol bochten, onbesnoeyt; III, 173, Die met een sachten mont haer kinders liffelaffen. En schoon het qualick gaet, geen quaet en willen straffen. 122) III, 174. 123) III, 174. 124) III, 166. 125) I, - Voor de Voor-reden. 126) VII, 32, Siet hoe de werelt gaet. 127) V, 151. 128) III, 197, De ziele wort gespijst wanneer het lichaem vast; XI, 159, 160, Gaf my naar rechten ernst tot vasten en gebeden. VII, Lof van Sorghvliet, Of met Kempis in een hoeckje, Overdenkend' Christi Kruys. 129) VIII, 15, 6. 130) III, Weduwe. 131) Zie onder B.; II, 1, Joseph 132) XI, 134, Daer waren toen ter tyt niet weynig rouwe gasten. 133) III, 171, En in dat edel werck, daer op de werelt rust, Te wesen buyten sorgh, te leven sonder lust? 134) V, 55, Indien de jonckheydt niet en deught, en geeft de schuit niet aen de jeught, De vader selfs verdient de straf, Die haer geen beter les en gaf. 135) I, 7, 8. 136) III, 173. 137) III, 172. B. Overige noten. 1. Vgl.Kluiver, Erasmus als opvoedkundi ge, 21-24 Cats en Vondel. 2. Forbes,Antiek bestek 57,58 met afdruk van de titelpagina van de Nederlandse bewerking van 1559 van Van Waesberghe te Antwerpen. 3. Van der Palm, Bijbel voor de jeugd. 4. Beets, Leven Van der Palm 96. 9. Sorgvliet, thans meer bekend als "Catshuis". 131. Ten Brink, Gesch.Ned. Letterkunde 441. 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 97