Zo lang nu Frederik Hendrik in volle, en zelfs al in iets minder volle fleur prijkte, bleef niettemin, als ik even met metaforen mag jongleren, die kruik te water gaan zonder te breken en dat is toch wel iets zeer opmerkelijks, althans iets in voldoende mate opmerkelijks om het eens grondig tot in bijzonderheden te onderzoeken. In afwachting daarvan kunnen wij, met nog een derde beeldspraak, niet heel veel anders doen dan varen op gegist bestek, en dan kan ik voor mij alleen maar bedenken dat Cats de Prins steeds zorgvuldig moet hebben voorgelicht wat de Heren van Holland desnoods net nog wel en wat zij heel zeker niet zouden 'nemen'. Ten einde die voorlichting te kunnen geven, moet hij natuurlijk, omgekeerd, ook wel eens het een en ander uit het schooltje van 's Prinsen Camer hebben geklapt. Helemaal zullen wij wel nimmer te weten komen wat hier aan subtiel samenspel moet zijn opgevoerd, maar iets dat, naar ik durf verwachten, zeker de moeite zou lonen, is om te beginnen eens, bijna van dag tot dag, of toch in ieder geval voor kritieke dagen.de Hollandse concludeerselen van schoonvader Cats vergelijken met de gelijktijdige van schoonzoon Musch ter Staten-Generaal, de zo veel gemakkelijker manipuleerbare Vergadering, die meer en meer tot tegenpool verwerd van de Hollandse. In ieder geval is het niet onbegrijpelijk dat in de van frustratie blakende Grotius-Uytenbo- gaertkring aan Cat? werd verweten dat hij steeds concludeerde al naar gelang het de Prins welgevallig was, en deze veronderstelde serviliteit is het dan ook, die in vrijwel alles wat er ooit over hem als staatsman te berde gebracht is, de gevierde dichter het zwaarst is aangerekend. Welnu, dat in zijn verhouding tot Frederik Hendrik zo iets als serviliteit - al zou ik liever spreken van een verregaand rekening houden met 's Prinsen wensen - wel degelijk in het geding was, kan, dunkt mij, moeilijk worden ontkend, maar ter toelichting hoe dit ingredient alleen heel zeker niet de smaak van de hoofdschotel uitmaakte, wil ik niet nalaten U althans één voorbeeld te verhalen, waar wij Jacob Ca'.s geheel zelfstandig zien op treden, zelfs eerder tegen de Prins in, dan met hem mee pratend. En daarbij komt hij dan al een, althans naar mijn gevoel, niet alleen zeer humane, maar daarbij ook nog bijzonder a' e staatsman uit de bus. De matig illustere figuur, om wie het ging, was Philips van Dorp, te uit een geslacht, dat al een paar generaties lang nauw gelieerd was met de Oranjes. Deze Philips h. d gekozen voor,of was gemanoeuvreerd in een carrière bij de marine,maar met zo weinig succes, dat hij in 1627 wegens verregaande incompetentie ontslagen werd als luitenant-admiraal van Zeeland. Desondanks wist Frederik Hendrik door te drijven dat hij in i629, na de dood van Piet Hein, tot luitenant-admiraal van de Unie werd aangesteld en nu waren de gevolgen helemaal desastreus. Als slot van het liedje kreeg hij in 1637, toen hij tegen alle nadrukkelijke bevelen in voor de tweede maal binnen enkele maanden met zijn vloot naar de thuishavens was teruggekeerd, van de Staten-Generaal een nadrukkelijk verbod opgelegd Den Haag te verlaten vóórdat zij zijn zaak hadden uitgezocht. En dan volgt een episode, waarbij wij ons wel mogen afvragen of Jacob Cats misschien al tijdens zijn leven, zelfs op lieden, die nauwelijks tien jaar jonger waren dan hijzelf, overkwam als een patenteerbare vaderfiguur. Waarmee wij in ieder geval worden geconfronteerd, is zo iets als uithuilen op vaders schouder, in casu in de toonaard van "ik wil helemaal geen admiraal zijn",met, al staat het dan niet in zoveel woorden erbij opgetekend,ongetwijfeld de toevoeging:"Maar ik moet van de Prins" en ziet, dan ontpopt de veilige vaderfiguur zich in eens als tegelijkertijd een gewiekst politicus:"Mag ik aan de Staten overbrengen dat U er graag van af wilt?" En als dan het antwoord heel erg "ja" is,dan ook meteen.-; rst naar de eigen Hollandse Vergadering en daarop,met haar gaam verleend mandaat, terstond door naar de Staten-Generaal, waar Van Dorp nog diezelfde middag zijn ontslag krijgt.Aan de Prins zal van een en ander mededeling worden gedaan door de deputatie, die toch juist op vertrekken staat om hem te gaan gelukwensen met de verovering van Breda. Zeker niet ider intrigerend dan die ten tijde van Frederik Hendrik, is Cats' ambtsvervulün» onder Willem II, ai was het alleen maar daarom.dat dan immers het tot dusverre latente cv, flikt tussen de Prins en Holland tot een uitbarsting komt, die echter door de raadpensionaris glansrijk wordt overleefd. Ik ben het dan ook zeer nadrukkelijk 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 83