concluderen dat dit weer eens het geval was, behoorde nu eenmaal tot de taak van de raadpensionaris of van wie voor hem waarnam, maar het bracht Cats in een scheve positie tegenover zijn eigen bazen, de Heren van Dordrecht, die namelijk solidair waren met de Amsterdammers. Wij mogen dan ook, dunkt mij, stellig wel geloven dat hij het meende, toen Cats bij die gelegenheid een bijna pathetisch beroep deed op de Staten hem van dat interimaat te verlossen en een nieuwe raadpensionaris aan te stellen. En wat wij daarbij ook wel geloven, is dat hij er eerlijk zelf van overtuigd was het baantje niet te ambiëren, al is het natuurlijk altijd dubieus in hoeverre een mens, wat dat soort zaken betreft, zichzelf helemaal kent en voor het nageslacht laat kennen. In ieder geval kreeg hij, hoewel tegen zijn zin candidaat gesteld, het baantje niet - nog niet - maar ging het naar Adriaan Pauw, over wie wij het heel even moeten hebben, juist omdat hij zo door en door niet Jacob Cats was. De naam Adriaan Pauw is, zoal niet uitsluitend, dan toch voornamelijk bekend gebleven dank zij de Vrede van Munster, waarvan hij de feitelijke bewerkstelliger is geweest, maar in wezen is zijn figuur zeker niet minder belangrijk als, meer dan wie of wat dan ook, de connecting link tussen Oldenbarnevelt en Jan de Witt. Daarbij is het iets hoogst merkwaardigs, dat juist Adriaan Pauw tot deze functie was voorbestemd, want als er ooit iemand van huis uit tot het andere kamp heeft behoort dan wel hij. In de jaren, toen zijn vader, de grote Reinier - 'slimme Reintje' - Pauw,Amsterdam regeerde als het bij uitstek anti-Oldenbarneveltiaanse bolwerk binnen Holland, was hij pensionaris van de stad geweest. Toen vader Reinier in 1622 politiek ten val kwam, of toch op doodlopend zijspoor werd gerangeerd, was het zaak ook zoon Adriaan van zijn primair-belangrijke post kwijt te raken, iets dat natuurlijk alleen maar kon door hem deskundig weg te promoveren. Curieuzerwijze werd toen al geprobeerd hem raadpensiona ris te maken. Ook de politieke tegenstanders van zijn vader hadden dus,terloops gezegd,van meet af aan genoeg fiducie in zijn fundamentele Amsterdamsheid - het stadsbelang boven alles - om hem die landelijke sleutelpositie te willen toevertrouwen. Die eerste maal, in 1622, was het nog niet gelukt, maar nu, in 1631, gelukte het wel, en daarbij werd het vertrouwen van de nieuwe - de zogezegd 'klassiek' - staatkundig-libertijnse - machthebbers op de Dam ook inderdaad niet beschaamd, zo weinig beschaamd zelfs, dat wij, terwijl het gereformeerde Amsterdamse kerkvolk nog steeds zweert bij Pauw senior, de steile oud-burgemeester Reinier, wij diens brilliante zoon, mr. Adriaan, in recordtijd een politieke omzwenking zien maken van, ruw geschat, 180 graden. Maar toen kwam hij in last met Frederik Hendrik, waarbij wij overigens in de allereerste plaats doodgewoon moeten denken aan het oud-vaderlandse spreekwoord van de twee kapiteins op één schip, en Frederik Hendrik, hoe soepel ook, was niet de man ernaar daarop een uitzondering te helpen maken.Hoewel het-en dat is op zichzelf iets bijzonders boeiends zo te zien eerst een paar jaar lang goed ging, wist hij Pauw reeds in 1635 op meesterlijke wijze weg te manoeuvreren, en wel door hem alleen tegen ontslagaanvrage als raadpensionaris te laten terugkeren van een, eigenlijk nota bene buitengewone ambassade naar Frankrijk, waaraan de man zich niet had kunnen onttrekken. Zolang Pauw in Parijs zat nu, was het weer Jacob Cats, die het raadpensionarisschap moest waarnemen, en hemzelf als eerste moet het al heel spoedig duidelijk zijn geweest dat dit interimaat voorbestemd was te duren tot dat in april 1636 de periode van vijf jaar, waarvoor een raadpensionaris in theorie - zo ongeveer als thans een burgemeester - benoemd werd, zou zijn verstreken. En ook dat hij zich ditmaal niet aan de opvolging zou kunnen onttrekken, moet, steeds nog 'zo te zien', al vrij spoedig tot hem zijn doorgedrongen. In ieder geval zal hij achteraf de duur van zijn ambtsvervulling niet rekenen vanaf Pauw's officiële ontslag, maar van diens vertrek naar Parijs. En dan krijgen wij het decennium van die merkwaardige, op het paradoxale af merkwaardige samenwerking tussen Frederik Hendrik en Jacob Cats, waaromtrent wij graag nog zo veel meer zouden willen weten. Hoezeer de Prins, naar het uiterlijk gemeten, op het hoogtepunt stond van zijn macht, had hij wel bewezen door het wegwerken van een man als Adriaan Pauw, maar aan de andere 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 81