meen ik ermee te kunnen volstaan niet dan in uiterst vage contouren even zijn vroegere
levensloop in herinnering te roepen.
Geboren werd hij dus in 1577 te Brouwershaven, waar zijn vader in de Magistraat zat; meer
dan een tweede klas regentenpositie kunnen wij dat overigens niet noemen, want het stadje
had geen zitting in de Staten van Zeeland, maar nam een soortgelijke positie in als
Geertmidenberg of Naarden of Woerden in Holland.
Wat Jacob wel kreeg was een behoorlijke regentenzoonsopvoeding; studie in Leiden en
daarna, weliswaar niet helemaal de grand tour, maar toch een redelijk langdurig verblijf in
Frankrijk met promotie te Orléans. Terloops gezegd, in een iets later stadium zal hij, juist
zoals Huygens, een van de weinig talrijke lieden hier te lande zijn. die. behalve natuurlijk
Latijn en Frans, ook Engels kende, waar te lande hij, juist zoals in Staats-Vlaanderen, met
noeste ijver aan bedijking gedaan heeft.
Wat wij ons verder in herinnering kunnen roepen, is dat Cats' religieuze persoonlijkheid in
zijn jonge jaren verre van duidelijk voorkomt. Katholiek, zoals verscheidene van zijn
familieleden, is hijzelf zo te zien niet meer geweest, maar wij hebben zijn eigen getuigenis
dat hij pas in 1605 bij en door zijn huwelijk een werkelijk belijdend lidmaat is geworden van
de Openbare, dus de Gereformeerde Kerk, die dan voor de rest van zijn leven zo veel voor
hem zal betekenen.
Na voltooiing van zijn studie was hij eerst een paar jaar werkzaam als advocaat bij het Hof
van Holland en Zeeland in Den Haag, in welke hoedanigheid hij bijvoorbeeld met succes als
verdediger optrad bij een der in de Noordelijke Nederlanden niet zeer talrijke
heksenprocessen.
In 1603 vestigt hij zich als advocaat hier in Middelburg, vanwaar hij zich nochtans in 1623
laat weglokken door een benoeming tot pensionaris van Dordrecht, de oudste en bijgevolg
in rang de eerste stad van Holland. Over deze periode in zijn leven, die thans door mijn
collega aan de Vrije Universiteit, prof. van Deursen nader bestudeerd wordt, zou ik ook
zonder dat binnen deze opzet niet uitweiden, maar wel is het van belang reeds hier even
eraan te herinneren dat, bij ontstentenis van een gewestelijke raadpensionaris of wanneer
deze functionaris gedurende langere tijd verstek moest laten gaan, de Dordtse pensionaris
bij traditie met de waarneming belast was en dat dit Cats ook inderdaad overkwam, toen in
het najaar van 1629 kort na de verovering van Den Bosch, Oldenbarnevelt's eerste
opvolger Anthonie Duyck, overleed.
Dit interimaat nu duurde maar liefst tot begin 1631 en, al kunnen wij het er dan hier niet
uitgebreid over hebben, het kan zo te zien alleen maar in deze voor Frederik Hendrik bij
uitstek kritieke periode geweest zijn, dat prins en dichter wederzijds leerden waarderen wat
voor vlees zij met elkaar in de kuip hadden. Dit is het tijdsbestek, waarin Frederik Hendrik
nog doende is het alom, maar vooral in de provincie Holland verstoorde politieke evenwicht
te herstellen, dat Maurits zich in 1618 genoodzaakt had gezien te verbreken door het ten val
brengen van Oldenbarnevelt en diens, wat wij plegen te noemen 'staatsgezinde'
partijgenoten, in wier plaats hij de rivalizerende, zogeheten 'consistoriale' partij - al dan niet
weer -op het kussen gebracht had of toch in ieder geval aan de meerderheid in de Staten van
Holland geholpen. Dat 'al dan niet weer' is uiteraard grotendeels een kwestie van locale
fluctuaties, maar globaal hadden de aanhangers van het Haec libertatis ergo voorlopig hun
plaats aan het roer moeten ruimen voor die van het Haec religionis ergo.
De grote test-case - in feite natuurlijk een hele reeks van test-cases - kwam hierop neer of het
de zogenaamde 'politieke remonstranten', dus die regenten, die weliswaar in theorie de leer
van de Dordtse Synode aanvaard hadden, maar allerminst tot de preciezen in de Kerk
behoorden, met Frederik Hendriks steun zou gelukken een regime te vestigen, waarbij de in
Dordrecht veroordeelde kerkelijke remonstranten stilzwijgend getolereerd zouden worden
en niet, zoals een paar jaar lang het geval was, juist veel feller vervolgd dan bijvoorbeeld de
pausgezinden.
Voor Cats als waarnemend raadpensionaris kon daarbij de situatie wel eens moeilijk zijn,
bijvoorbeeld toen in 1630 de dan, als het op neuzen tellen aankwam, nog consistoriale
meerderheid in de Staten - dus stadjes als Schoonhoven, Monnikendam en ga maar door de
Magistraat van Amsterdam ongelijk gaf in een zoveelste conflict met de kerkeraad;
78