E.H. Waterbolk. VAN BIERVLIET NAAR ZORGVLIET EN VERDER. DE REIS VAN EEN GOUDEN BUL. Bezig met een studie over Viglius van Aytta, een Fries die behalve president van de Raad van State en van de Geheime Raad ook proost van de St.Baafs-abdij te Gent is geweest, werd mijn aandacht gericht op een verwijzing naar brieven van Jacob Cats. (1). Op het eerste gezicht was dat een verrassing. Hoe kon dat? Maar bij enig nadenken kwam de gedachte op: hebben die brieven te maken met Cats' landaanwinnings-ondernemingen in Zeeuws-Vlaan- deren? Bovendien dook de vraag op: zouden die brieven van Cats uitgangspunt kunnen zijn voor een college aan candidaten in de geschiedenis? Deze moeten immers geoefend worden in het lezen van oud schrift; daarbij kan Cats aanleiding zijn tot het beantwoorden van allerlei vragen: hoe zat het met zijn raadpensionarisschap, zeggen zijn ideeën, zijn emblemata de moderne jeugd nog iets, enz. Of er ook antwoord gekomen is op dergelijke vragen, kan enigzins in deze bundel elders blijken.Tot mijn eigen genoegen dook de verbinding tussen die noorderling Viglius met Jacob Cats nogmaals op, en ook niet zonder verrassing. In leven zo ver van elkaar-Viglius van Aytta (1507-1577) stierf, toen Cats werd geboren-reageerden zij toch op overeenkomstige wijze op een in hun ogen belangrijk document. Viglius heeft via zijn beheerder-secretaris van de goederen van St.Baafs een klacht ontvangen van de twee pastoors in Biervliet: zij kunnen met hun beperkte inkomsten hun parochies niet naar behoren bedienen gouden zij niet een deel der inkomsten uit de tienden er bij kunnen krijgen?Viglius meent dat men maar eens moet onderzoeken welke inkomsten de pastoors genieten en welke lasten zij dragen.(2) Maar al schrijvend grijpt hij op een herinnering terug:hij heeft toch eens de schenkingsoorkonde van Keizer Boudewijn van Constantinopel gezien, het stuk 'soubz le seau d'or'? Men kan toch wel veronderstellen dat de pastorieën toen voldoende begiftigd waren om van te leven? En hij vervolgt de brief aan z'n secretaris diet is echter mogelijk dat ze schade hebben geleden van overstromingen, zoals wij ook niet alle tienden genieten van het eiland Biervliet. Jij, Breydel, hebt toch ook eens beweerd, dat functionarissen van de koning bij herdijking van landen meer hebben opgeëist dan recht was. Overigens, kunnen genoemde pastoors niet 'honnestement' leven, dan moeten ze worden geholpen, en hij geeft dan wegen aan tot hulp, o.a. eventuele samenvoeging van de twee parochies. Van belang is hier, dat Viglius door een hem voorgelegd probleem in de 13e eeuw terecht kwam met zijn gedachte aan die Gouden Bul van Boudewijn, keizer van Constantinopel; deze heeft kennelijk op z'n verbeelding gewerkt. Zoals bleek was de stap van landindijken,-winnen en -ontginnen naar Jacob Cats niet groot. Z'n hele leven bijna is hij er mee bezig geweest. Hij zelf deed die stap, toen hij van advocaat tot boer werd: toen het Twaalfjarig Bestand (1609) gesloten werd, konden er geen schepen meer buit worden gemaakt; met de rechtsgedingen over die 'prijzen' had Cats zijn brood verdiend. In Zeeuws-Vlaanderen kon ondergelopen land weer worden drooggelegd en Cats greep hier zijn kans. Samen met anderen sloot hij met de St.Pietersabdij, met de St.Baafsabdij te Gent, met het domkapittel te Doornik zgn. 'kanscontracten': men kocht voor weinig geld aanspraken op gronden en rechten (b.v. tienden), die al naar het oorlogsverloop en de beslissing bij vrede voor de koper of verkoper voordelig zouden kunnen zijn,maar nooit voor beide partijen. Ging land door overstroming verloren, dan moest men z'n recht laten gelden, als er gegadigden waren voor inpoldering en b.v. een bijdrage in de kosten van bedijking leveren. Maar overstromingen vaagden afscheidingstekens weg, ook parochiegrenzen, die tevens de tiend-gebieden bepaalden. Over de tiendrechten van Biervliet was er zelfs nog een geschil tussen de St.Baafs en St. Pieter te Gent. Bovendien had de stad Gent in de tijd van het Calvinistisch bewind aldaar rechten van de St.Baafs aan derden verkocht (1582). En de wereldlijke overheid nam t.a.v. geestelijke goederen een andere houding aan dan ten 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 7