zijn ende den prince mede hebben buyten alle twijffel, dat men oock vordere veranderingen sal invoeren metter tijt, ende dat men oock dama de doot van Bameveldt sal willen wreken". (25) Veelzeggend in dit verband is ook de opmerking van Hugo de Groot in een brief aan Uytenbogaert: "Ende hyer in Vranckrijk houdt men de Remonstranten voor trefvisten en soeckt middelen om die weg te maken".(26) Uytenbogaert maakte echter duidelijk dat hij over deze zaak een andere opvatting had, en de vrede schadelijker achtte voor de zaak der Remonstranten dan de oorlog.(27) Men mag aannemen dat spanningen tussen Remonstranten en Contra-Remonstranten, tussen trevisten en anti-trevisten hun invloed zouden doen gelden bij de keuze van een Raadspensionaris. Hoe stelde Cats zich op in de heersende controversen? Op 19 januari 1630 kwam Cats met het z.g. "Proiekt" (28), dat eigenlijk een nadere uitwerking was van de missive waarmee Haarlem drie dagen eerder in de Statenvergadering voor de dag was gekomen. In een zevental punten die met name de religie en de regering betroffen, werd gesteld dat de eens genomen besluiten in dezen zouden worden gehandhaafd.(29) Met dit "proiekt" haalde Cats zich de woede van de Remonstranten op de hals, daar hij eerder beloofd scheen te hebben met een compromisvoorstel te zullen komen.(30) "Soude dien goeden heer wel met sulck doen ambiëren de vota van de preciese steden om 't raetspensionarisschap. T ware niet vreemt" aldus Episcopius aan Uytenbogaert.(31) Cats die door de Remonstranten als de geestelijke vader van het "proiekt" werd beschouwd, was voortaan in hun ogen iemand die behoorde tot de "herde heeren", de contra-remon stranten. Wat de verdere behandeling van dit "proiekt" betrof: de meerderheid in de Staten stelde dat het sluiten van een bestand afhing van het aanvaarden van dit stuk; door tegenkanting van Amsterdam c.s. raakte het "proiekt" in de loop van 1630 op de achtergrond. Nog enige malen werd Cats in zijn hoedanigheid van waarnemend raadpensionaris door de remonstranten beschuldigd de contra-remonstranten in de kaart te hebben gespeeld. Zo zou Cats een request van de Remonstranten hebben achtergehouden, waarin een verdediging was opgenomen tegen de aantijgingen van Leidse professoren als zou de Remonstrantse predikant Episcopius de auteur zijn van een boekje waarin de godheid van Christus werd geloochend.(32) De stadhouder, die een copie van dit request had toegestuurd gekregen, zou Cats over deze zaak zelfs op het matje hebben geroepen.(33) Toen Cats verklaarde van geen request te weten stelde de prins hem zijn copie ter hand. Cats zou echter de voorlezing in de Staten hebben moeten staken wegens het tumult dat ontstond.(34) Veel openlijker zou Cats de Remonstranten veroordeeld hebben naar aanleiding van hun "Apologie"(35), waarin "bevonden worden sodanige blasphemen ende grouwelen, dat het hoochnodich is tegen die secte te voorsien"(36), aldus zouden Cats' woorden hebben geluid. Met deze woorden zou Cats het verzoek van enkele Zeeuwse gedeputeerden om de kwestie met de Remonstranten door een nationale kerkelijke synode te regelen hebben gebillijkt.(37) Amsterdam en Rotterdam, gesteund door Dordrecht, Delft en Den Briel verzetten zich hiertegen zo hevig dat Cats geen conklusie zou hebben durven nemen.(38) Persoonlijk vond Cats dat hij het harde oordeel van de Remonstranten niet verdiende; hij ontkende ooit moedwillig requesten te hebben achtergehouden, "lek verclare voor U," aldus Cats tot een kennis van ds.Huutenus, "dat ick de Remonstranten houd voor eerlijcke luyden en veele onder haer voor voortreffelijcke geleerden etc. Ende en can niet bedencken waerom dat sij van mij eenige quade opinie hebben"(39) Uit het bovenstaande moge blijken dat Cats in de Statenvergadering de zijde der Contra-Remonstrantse steden koos als het ging om godsdienstige zaken. Deze politieke gedragslijn was duidelijk in strijd met die van zijn stad Dordrecht (40), waarschijnlijk één van de redenen waarom deze stad hem niet steunde in zijn kandidatuur voor het Raadpensionarisschap Was Cats in zijn persoonlijk oordeel over de Remonstranten misschien geen scherpslijper 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 70