gestalte op van' de voorzichtige advocaat, die zich met succes in de grote wereld weet te
bewegen. Naar behoren kan hij iedereen ontvangen. Wens van Cats is evenwel dat vooral de
jeugd op ongedwongen wijze geheel zichzelf kan zijn en overdreven etiquette laat varen. Op
"Sorghvliet" kende men de rijke eenvoud van het platteland en tevredenheid met hetgeen de
natuur te bieden heeft. Hiervoor wilde Cats de ogen openen.
GEVAREN VAN DE RIJKDOM.
Het geld, dat op "Sorghvliet" goed werd besteed, was voor de rijken evenwel ook een wortel
van veel kwaad.
De glans van een bestuursfunctie ten dienste van het land of van een stad en het hoge gezag,
dat er mee uit te oefenen viel was voor het grootste gedeelte te danken aan het vermogen in
financiële zin. Uit eigen ervaring weet Cats echter dat eer en aanzien van zo'n ambt duur
betaald worden. Men leidt een rusteloos leven, 's Morgens na een weinig slapen "klopt 'er
yemant": - "Ghy moet voor". Al vroeg beginnen de besprekingen, 's Middags nauwelijks aan
de dis gezeten is er post op post. 's Avonds kan men zich het hoofd breken over zaken, die
schadelijk voor de reputatie zijn en op straffe van niet meer geacht te worden gewroken
moeten worden. Al maar blijft men bezig met zijn werk. In het oog van Cats is dit een
slaven best aan.(27).
In feite zijn de hoge functionarissen wat het gezin aangaat niet anders dan het volk, dat
bezeten is van de hobby honden springen te leren, vinken te laten zingen en kwartels de
kunst van het vechten bij te brengen, waarbij er voor de kinderen geen tijd overblijft.(28).
Het werk is bij hen de vreemde hond, waarvoor men meer interesse heeft dan voor vrouw en
kind.(29). Wat het gezinsleven aanbelangt zijn zij tevens op één lijn te stellen met al
diegenen, die voortdurend aan het woelen zijn om hun goed te vermeerderen en om
familiebanden al evenmin erg bekommerd zijn.(30).
Verheffend is het beeld, dat Cats van het gezinsleven van de rijken uit zijn tijd geeft beslist
niet. Uit verschillende passages zou men kunnen opmaken dat alles eigenlijk maar draaide
om de mooie, eigen woning, het kostbare huisraad, de bijzondere maaltijden, de aparte tuin
en niet te vergeten, de mode. Het toegeven aan de lusten op dat vlak baart echter enkel
onlust. De gemoedsstemming verandert gemakkelijk en met die ommekeer slaat veel van
hetgeen zo aanlokkelijk was om in het tegendeel. (31).
Met bedriegerijen desnoods kan de "nieuwe adel" zich kleden volgens de laatste mode.(32).
Alwat het hof op het gebied van kant, strikken, waaiers, franse beurzen, kettingen, ringen en
wat er verder op dit terrein tegen gepeperde prijzen te koop is laat zien, ligt binnen
handbereik.(33) Voor de eenvoudigen is men er een "wonder" mee.(34) Maar het is
eenvoudiger op straat een "pop" te zijn dan in huis geen slons te zijn.(35)
Kribbigheid, nonchalance en verveling kenmerken vaak de sfeer in huis op gewone,
alledaagse dagen. De vrijsters, die tot de middag slapen hebben niet veel anders te doen dan
wat voor het venster te gapen of voor de spiegel te staan. Met huishoudelijke
werkzaamheden houden zij zich niet op. (36) Meer nog ergert Cats zich aan de moeders, die
met een schabbe voor het lijf, een nachtdoek om het hoofd en met ongewassen kaken
kinderen het huis uitjagen. De spookachtige verschijningen doen hem bijna braken.(37)
De kinderen, die veel poppegoed en speeldingen hebben, mooi gekleed gaan en in de
rijkdom delen wekken slechts medelijden.(38) Zij zijn "ondergeblevene quele-balcxkens".
Veel gezonder zijn de dun geklede en met harde kost gespijzigde kindertjes van de schamele
lieden, die genoeglijk rondom een koude haard kunnen spelen of welgedaan rondsprin-
gen.(39) Niet ongewoon is het dat een om loon gehuurde meid gelaten harde slagen van een
kind ondergaat.(40) Een waarschuwend woord heeft Cats met betrekking tot maaltijden,
waarbij gasten aanwezig zijn. De kennelijk nog al verwende kinderen gaan dan alle perken
te buiten. Gretig gaan de blikken over alle schotels. Op eisende toon is er gedram om nu
weer dit dan weer dat te proeven. Ieder geeft, maar uiteindelijk blijkt de maag er niet meer
tegen te kunnen.(41).