SLOTBESCHOUWING Wanneer wij al deze zeventiende eeuwers naast elkaar plaatsen valt één din" op, namelijk dat de meesten voor enige ontwikkeling voor de vrouw zijn. Het verst gaan hierin Van Beverwijck en Anna Maria van Schurman. Er heerst ook wel globale eenstemmigheid over het feit dat een vrouw intellectueel dezelfde aanleg heeft. Men maakt zich nog niet zo druk over de vraag, waarom cr dan zo weinig vrouwelijke wetenschappers zijn. Alleen Jonctijs en Van Beverwijck trachten hierop een antwoord te geven. l)i( antwoord tendeert in de richting van de achttiende-eeuwse verlichtingsfilosofie, wanneer /ij de achterstand bij vrouwen wijten aan het gebrek aan onderwijs en andere mogelijkheden tot ontwikkeling. Zelfs wordt er al gesignaleerd dat een vrouw vanwege de voor haar uitgestippelde levensweg te weinig stimulanzen krijgt vanuit haar omgeving, ja zelfs hindernissen moet overwinnen om zich te ontwikkelen.(78) Wij zien hierin reeds een voorafspiegeling van twintigste eeuwse nadruk op het voor de vrouwelijke ontwikkeling negatief werkende rollenpatroon. Jacob Cats moedigt intellectuele en artistieke ontwikkeling zeker aan, maar vindt het niet primair en onderzoekt niet de oorzaak van mindere prestaties. Maatschappelijke consequenties van het accepteren van gelijkwaardig aanleg en ontwikkeling worden door Cats en de meeste van zijn mede-literatoren niet getrokken. Met uitzondering van Van Beverwijck zien zij niet dat een vrouw zelfstandig een ambt of beroep zou kunnen uitoefenen.(79) Dit hangt natuurlijk nauw samen met de vanzelfsprekendheid waarmee zij de vrouw als "huys-vrou" zien. De Vrouw wordt daarmee beperkt tot allerlei activiteiten binnenshuis. De meeste schrijvers, onder wie Cats en Van Beverwijck, vinden overigens dat zij bij de taken-verdeling bepaald niet de minst waardevolle heeft toegewezen gekregen. Daar het gezin beschouwd wordt als kernelement en als kweekplaats voor de maatschappij hechten zij veel waarde aan de taak van de vrouw als opvoedster en sfeermaakster in het gezin. Voor beide taken is het "nuttig" als zij enige ontwikkeling heeft genoten. Men vindt het normaal dat de sociale en economische status van de vrouw afhankelijk is van de man of van een ander mannelijk familielid. Zelfs Anna Maria van Schurman vormt in deze geen uitzondering. Na de dood van haar vader wordt zij toch steeds weer in relatie gebracht met haar broer. Samenvattend kunnen wij vaststellen, dat Cats in de meningsvorming over de positie van de vrouw, onder de door ons behandelde zeventiende eeuwse schrijvers, bewust een midden-positie inneemt. Door vele schrijvers wordt hij opvallend vaak geciteerd als een geaccepteerde grootheid op dit gebied.In groter verband bemerkten we dat zowel Cats als Van Beverwijck zich in hun werk vaak moeten verzetten tegen de blijkbaar sterk levende mening dat vrouwen tweede-rangs mensen zijn. Wij menen daarom dat Cats' opvattingen, hoewel ze voor een twintigste eeuwer niet als al te progressief kunnen gelden, in zijn tijd toch niet geplaatst moeten worden onder die der conservatieven. 46

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 48