Deze woorden geven zeer in het kort weer, waar Cats de taak van de gehuwde vrouw ziet liggen. De man houdt zich bezig met zijn beroep of ambt, de vrouw heeft tot taak het verzorgen van gezin en huis. Deze taak is overigens voor een zeventiende eeuwse huisvrouw zoveel omvattend dat ze hier voldoende werk aan heeft. Binnen het huis moet de vrouw een volledig zelfstandig beleid voeren. Over deze huishoudelijke zaken geeft Cats een overvloed van praktische wenken, daarover waarschijnlijk geïnformeerd door zijn echtgenote. Er zijn aanwijzingen voor de keuken, de behandeling en keuze van personeel, de gastvrijheid, het inkopen, het financiële beleid en veel andere zaken. Cats ziet het bestieren van het huishouden als een veel omvattende taak. "Hoe moogje, jonge vrou, uw sinnen laten swïeren? Hoe konje ledigh sijn? ghy moet een Rijck bestieren, Ghy moet een Vorstendom, een lant, een gansche 'staet Behoeden van gevaer, en dat met eygen raet." ...Soo dat men seggen magh: een huys een koninckrijck".(39) Dat het domein van de vrouw in huis ligt betekent overigens niet. dat de vrouw daarin mag worden opgesloten. Zij kan, in een door Cats redelijk geachte mate. haar sociale kontakten onderhouden. "Men hoeft (God sy gelooft) in onse Nederlanden Geen boeyen voor de vrou, geen slaefelijcke banden".(40) Moge de taak van de vrouw primair in het huis liggen. Cats acht haar niet onbekwaam om haar man in zijn bezigheden, met raad bij te staan. De mannen doen er verstandig aan wijze raadgevingen van hun vrouw ter harte te nemen. "Ick meyne dat de vrou, ten dienste van den man, Oock groote dingen selfs ten goede leyden kan".(41) Cats adviseert de mannen ook hun vrouwen enige inzage te geven in hun zaken, vooral met het oog op ontijdig overlijden. Wij hebben niet de indruk gekregen dat Cats er voor is, dat vrouwen ambten en openbare funkties bekleden. "Al magh een kloecke vrouw geen winst of eer bejagen, Met eenig swaer gedingh den rechter voor te dragen; Al magh een kloecke vrou niet toonen haer verstant, In dienst van eenigh prins, of van het vader-lant: Al magh een kloecke vrou, om sonderlinge reden, Niet dienen in den kerek, niet heersen in de steden. Niet sitten in den raet; noch vint een vlijtigh wijf In menigh ander dingh een eerlick tijt-verdrijf;"(41) Erasmus' opinie over de rol van de vrouw in het openbare leven is niet helemaal duidelijk. Wel kent hij haar het recht toe om zich met andere zaken dan uitsluitend huishouding en opvoeding bezig te houden, maar of hij inderdaad van mening is dat zij werkelijk een actieve rol in het maatschappelijk leven zou moeten spelen is moeilijk te distilleren uit zijn werk. Verschillende schrijvers zijn evenwel van mening dat deze tendentie onder andere uit zijn colloquium "senatulus" (de vrouwenraad) zou zijn af te leiden.(43) MAEGHT, VRIJSTER EN BRUYT. In "Houwelijck" besteedt Cats eveneens enige hoofdstukken aan de nog ongetrouwde vrouw. Deze hoofdstukken zijn getiteld: Maeght, dat is het jonge meisje, Vrijster, dat is de 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 38