geestelijk of lichamelijk onvolwaardigen keurt hij ten zeerste af. In een huwelijk behoort
gemeenschap van lichaam en goed te zijn. Cats ziet als een belangrijke funktie van het
huwelijk de voortplanting; deze twee zaken worden duidelijk onlosmakelijk verbonden. Het
huwelijk is voor hem toch meer dan een tafel van vermenigvuldiging, zoals Busken Huet
meende.(22) De steun en vriendschap die man en vrouw elkaar geven maken een essentieel
onderdeel uit van de huwelijksband. Het feit reeds dat Cats Erasmus' definitie over het
huwelijk hierboven invoert als een volwaardige omschrijving, bewijst dat zij op dit punt niet
veel uiteenlopen
Cats staat afwijzend ten opzichte van de scheiding, ook die van tafel en bed.
"Ick wenste dat de wet noyt paer en wilde scheyden,
Noyt haer geduchte macht en stelde tusschen beyden,"(23)
Als enige reden tot echtscheiding erkent hij overspel en in gevallen van impotentie van de
man, wanneer deze reeds bij de huwelijksvoltrekking aanwezig was, zonder medeweten van
de vrouw.(24) Er is in een dergelijk geval geen sprake van een werkelijke huwelijksvoltrek
king en dientengevolge ook niet van scheiding, maar van ongeldig verklaren. Cats heeft in
deze een eigen mening, die aansluit bij de tendentie van vooral de Gereformeerde Kerk in
de Republiek, om de huwelijksband steeds meer als onverbrekelijk te gaan beschouwen,
nadat tijdens de hervormingsperiode deze zaken op de helling waren gegaan.(25) Afgezien
van de hierboven genoemde gevallen duurt het huwelijk tot de dood van een der partners.
Erasmus is wat betreft scheiding eveneens van mening dat het huwelijk alleen ontbonden
kan worden door de dood. Hij sluit zich in deze bij de officiële Roomse opvattingen aan. Er
zijn echter van hem minder principiële, en meer praktische uitspralcen bekend, bij
voorbeeld naar aanleiding van de scheiding tussen Hendrik VIII en Catharina van
Aragon.(26)
DE VERHOUDING TUSSEN MAN EN VROUW
Cats huldigt bepaald niet de opvatting van sommige van zijn tijdgenoten, dat de vrouw een
minderwaardig schepsel zou zijn.
"De vrouwe (of wel schoon eenige smadelijcker wijse van de selve durven spreken
en schrijven) en zijn geensins by yemant in verachtinge te hebben. De vrouwen zijn
menschen, soo wel als de mans; zijn uyt deselve, jae betere stoffe als de mans; zijn
immers, soo noodigh tot de voort-teelinge, als de mans; hebben een redelijcke en
onsterfelijcke siele, soo wel als de mans; en boven al zijn in de saligh-makende
genade Soons Gods begrepen, soo wel als de mans; en zijn mitsdien in weerde te
houden by de mans".(27)
De vrouw is dus geestelijk en lichamelijk een volwaardig schepsel. Dat wil voor Cats echter
niet zeggen, dat man en vrouw in het huwelijk volledig gelijkwaardige partners zijn. Er zijn
in zijn werk vrij veel uitspraken hierover te vinden, die in nuance wat uiteen lopen.
"De man en heeft niet te dencken dat hy over sijn vrouwe gestelt is als een
heerschende Prince over sijn onderdanen; ofte gelijck een rauwe schaep-wachter
over het vee, maer gelijck de siele over het lichaam, die onderlinge door een
onverbrekelijcken bant van natuerlijcke vrientschap verbonden zijn".(28)
"Maeck tussen man en wijf, ick bidde maeck verschil,
Want al de vrouwen zijn maer om der mannen wil".(29)
"De man betracht de wet des lants,
Het wijf de wille van de mans".(30)
34