"Mijn weerde bedgenoot, mijn siel en tweede leven, Heeft menigh schoon juweel aen onse vrou gegeven; Want als mijn trage pen by wijlen stille stont, Soo kreegse weder stof uyt haren lieven mont."(9) Van hun zeven kinderen bleven slechts twee dochters Elisabeth en Anna in leven. Het verlies van zijn drie zoons is voor hem erg zwaar te dragen geweest, vooral omdat eigen aard en ontwikkeling bij jongens veel beter bewaard blijven dan bij meisjes, zeker wanneer dochters trouwen en zich daarmee aan hun man en zijn familie ondergeschikt maken.(lO) In zijn Middelburgse tijd maakten verschillende ontwikkelde vrouwen, voor wie hij grote bewondering had, deel uit van zijn kennissen. Anna Roemers Visscher en Johanna Coomans, beide dichteressen, behoorden tot de kring van de "Zeeuwse Nachtegael". Met Anna Maria van Schurman stond hij eveneens in literair contact. Voor Hortensia del Prado. die naast haar huishouden een tuin onderhield, waarin zij allerlei kruiden voor medicinale doeleinden kweekte had Cats grote bewondering. Deze vier vrouwen worden in het werk van Cats vermeld en met lof overladen. Zijn vrouw Elisabeth stierf in 1632. Cats heeft nog over een tweede huwelijk nagedacht, maar zijn gehechtheid aan zijn eerste vrouw en zijn leeftijd deden hem hiervan afzien. "Die vijftigh jaren telt, en kinders heeft verworven, Al is sijn bedgenoot om desen tijt gestorven. Die, seyd'ick, is het best dathy sijn kamer sluyt; En voor gerimpelt vel én voor een jonghe bruyt"(ll) Na de dood van Elisabeth werd zijn huishouden verzorgd door Cornelia Baers, de vrouw van zijn secretaris Mathias Havius die ook na de dood van haar man bij Cats in dienst bleef. Cornelia en haar kinderen bezorgden hem in zijn latere jaren een gezellig gezinsleven, wat hij, zo blijkt uit "Tachtigh Jarigh Leven" zeer op prijs stelde. "Sy die mijn huys besorght, die kan een deuntje quelen, Haer soon, een jongh student, die kan op snaren spelen; Haer dochter doet erbij een aerdigh Frans gesanck. En dit by een gemenght, dat maekt een soeten klanck."(12) Cats was een man van zeer brede eruditie. In zijn werk citeert hij, naast de bijbel, tientallen schrijvers uit de oude en de nieuwe tijd. Vaak past hij de stof bij zijn Nederlandse lezerspubliek aan. De klassieke schrijvers zijn bijzonder goed vertegenwoordigd; van de vroeg-christelijke kerkvaders citeert hij vooral Augustinus herhaaldelijk. Van de zestiende en zeventiende eeuwse literatoren willen we in de eerste plaats Erasmus noemen. Dat Erasmus inderdaad perspectief geeft aan Cats opvattingen over de vrouw, blijkt reeds bij het vluchtig doorlezen van enkele van Cats werken. Diverse keren verwijst Cats in het verloop van zijn betoog naar Erasmus, waarbij hij vaak de zinsnede "onsen Erasmus" bezigt. Cats voert "onsen Erasmus" op een dergelijke wijze ten tonele, dat de lezer, met deze autoriteit geconfronteerd, des te meer overtuigd zal raken van de waarheid van zijn betoog. Hier één voorbeeld: "...dit meyne ick geen ongelijck houwelyck genaemt te moeten werden; gelijck onsen Erasmus mede sulcx oyrdeelt; ntaer dat meer is, deselve Erasmus meynt...."(13) In mindere mate maakt hij gebruikt van Thomas More, Heinsius en Montaigne. Bij de theologen zijn, behalve Luther en Calvijn.ook enkele Engelse piëtisten en de Zeeuw Willem Teelinck. Vermeldenswaard zijn nog de juristen, onder andere Hugo de Groot en Bodin en de historici, vooral Franse, onder wie de jezuïet Boulenger en Jacobus Augustus Thuanus. Verder nog vertegenwoordigers van de geografie, wis- en natuurkunde, astrologie en de medische wetenschap o.a. Johan van Beverwïjck.(14)

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 33