gildebroeders over een kam geschoren te worden. In 1656 werd de Confrérie 'Pictura' erkend. Opmerkelijk is, dat van de 48 aangesloten schilders, ook de eerste deken,Adriaen Hanneman, een flink gedeelte katholiek was. Mensen met kunstzinnige beroepen, zoals beeldhouwers, plaatsnijders en glasschrijvers waren ook welkom.De Confrérie had geheel de structuur van een gilde, en bepalingen betreffende bescherming tegen concurrentie stonden voorop. Na de oprichting in 1656 beleefde de Confrérie een kwart eeuw lang een bloei; rond 1750 begon zij een kwijnend bestaan te leiden en begonnen de wekelijkse vergaderingen op zaterdag en boottochtjes met de dames tot de belangrijkste activiteiten te behoren. Een tweede leven begon 'Pictura' toen Gerard Copius haar in 1779 omvormde tot een tekenschool. Tijdens de Franse overheersing werd zij op de been gehouden door subsidies. Deze overheidssteun bleek tot op heden de Stadsacademie van Den Haag is de enige instelling die (via de Confrérie) teruggaat op een middeleeuws gilde-nodig.(24) DE SOCIALE POSITIE VAN DE SCHILDER. Tot 1550 behoorden de schilders tot dezelfde stand als de ambachtslieden. Nadien begonnen de schilders de kunst als iets van de andere orde te beschouwen en kregen zij een 'air de supériorité'. De afscheiding van de Haagse Confrérie is hiervan een voorbeeld. Ook in Middelburg hebben de schilders, te vergeefs, gepoogd een eigen organisatie te verkrijgen.(1616) Het is, door het feit dat talent niet sociaal gebonden is, moeilijk alle schilders onder één noemer te brengen. Het St.Lucas-gilde herbergde mensen van uiteenlopende standen. Maar de kunst verenigde hen, in de 17e eeuw, tot een stand op zichzelf. Ondanks de sociale diversiteit onder de beoefenaars van de schilderkunst werd het prestige van het beroep gedrukt door het feit dat de meesten onder hen neringdoenden waren.(25) Daarmee hield ook de geringe belangstelling van de elite voor de schilderkunst verband. (26) II. DE INVLOED VAN DE ZEEUWSE PERIODE OP VAN DE VENNE. ADRIAEN VAN DE VENNE IN ZEEUWSCH GEZELSCHAP. Toen Van de Venne uitgenodigd werd om de bundel 'De Zeeusche Nachtgael.die in 1623 verscheen, te illustreren, had hij zijn kunnen reeds aan den volke getoond.Een van zijn vroege werken is genaamd 'De Zielenvisserij'(op hout,98 x 189 cm,get.1614) (27).Daarop wordt de parabel van de zielenvisserij (Matth.4:19) letterlijk uitgebeeld en gebruikt om de politiek-religieuze strijd van de protestantse noordelijk Nederlanden en de rooms-katholie- ke zuidelijke Nederlanden weer te geven (Zie afb. 4). In het jaar van het ontstaan ervan (1614),werd de vrede van het bestand bedreigd door de Gulik-Kleefsche kwestie,waardoor de penne-en spotbeeldenstrijd weer in alle hevigheid was opgelaaid. De 'Zielenvisserij' past geheel in dat kader. Merkwaardig is, dat Van de Venne, hoewel hij de katholieken met zoveel mogelijk kwade eigenschappen uitbeeldt, in niets duidt op de controverse die er in het protestantse kamp ontstaan was. Arminianen en aanhangers van Gomarus zitten letterlijk in hetzelfde schuitje.-Bijv. Festus Hommius, orthodox predikant te Leiden, naast Conradus Vorstius, ar- miniaans theoloog te Gouda, beide ernstig v;ssende.(28) Dit nalaten van het aandikken van de protestantse geschillen vinden we ook bij Johan de Brune de Oude -voor wiens Emblemata Van de Venne ook tekeningen maakte-. Terwijl het niet twijfelachtig is aan welke zijde hij stond, onthield hij zich van nadere verdediging van zijn standpunt.(29) 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 20