DE LEERJAREN VAN DE TEKENAAR EN SCHILDER.
Te Leiden ging Van de Venne in de leer bij de goudsmid de Valck. Goudslagers behoorden
tot het Sint Lucas-gilde. Dit blijkt uit de nieuwe ordonnantie van dat gilde in Middelburg
van 3 december 1585: (5).
De bepalingen hadden betrekking op:
borduyrwerckers
Maar voor een toekomstig schilder was een leertijd bij een goudsmid ongewoon. Deze was
eerder geschikt voor een tekenaar of illustrator,(6) zodat het waarschijnlijk is dat zijn
belangstelling daarnaar uitging. Weldra echter begon de schilderkunst hem te boeien, want
hij zette zijn leertijd voort bij de grisaille-schilder Hieronymus van Diest te Den Haag. Van
geen van beide leermeesters zijn werken bekend.
Voordat hij van zich deed horen als zelfstandig meester, bekwaamde hij zich enige tijd in
zijn vak zonder begeleiding. Vóór of tijdens 1605 verhuisde Adriaens vader van Delft naar
Middelburg, waar hij als boekhandelaar werkzaam was (7), Jar, Pietersz, Adriaens broer,
volgde hem in 1608. Het is mogelijk dat Van de Venne via Middelburg naar Antwerpen is
gegaan en bij Jan Brueghel de Oude gewerkt heeft. (8). Dit is echter allerminst zeker. Zijn
verblijf daar baseert men op de aanwezigheid van een portret van de corrector-taalgeleerde
Cornelis Kiliaen (gestorven in 1607) in het museum Plantijn-Moretus, waarop aan de
achterzijde 'Van de Venne pinxit' staat. Optekeningen in dorso zijn echter meestal
onbetrouwbaar .(9).
Trouwens, de invloed van Brueghel die in een aantal van Van de Vennes werken duidelijk
waarneembaar is, kan zich langs andere wegen hebben doen gelden. Hierop komen we later
terug.
HUWELIJK EN DOMICILIE.
In 1614 blijkt Van de Venne in Middelburg te zijn. Daar trouwt hij op 19 november met
Elisabeth de Pours. Van hun zes kinderen zijn er nog twee, Elisabeth en Hubert, ook
schilder, in leven in het sterfjaar (1662) van Adriaen.(10). Van zijn schoonvader erfde hij in
1616 een huis.
Hij associeerde zich met zijn broer Jan Pietersz, die zich in 1623 'Const-ende
Boeckvercooper' noemde en die zijn 'schildery-winckel' had op 'den hoeck van de nieuwe
Beurse'(11). In die winkel had hij zijn werkplaats en onderwees hij leerlingen: 'Hier wert de
Schilder-konst geleert en hoog verheven'(12). Behalve boeken, schilderijen en tekeningen
werd er allerhande waar verkocht: muziekinstrumenten, zeemansgerei als kijkers, kaarten
en kompas, en 'Verscheyden Cramery voor alle nieu-gesinden'(13).
Jan Pietersz overleed in 1625; de winkel werd voortgezet door zijn weduwe Catharina van
Geyn.(14).Adriaen was inmiddels naar Den Haag verhuisd en had daar tot het einde van zijn
leven zijn schilderswinkel op de Turfmarkt, genaamd 'In de drie Leer-Konste'.
Deze verhuizing naar Den Haag kan wellicht verklaard worden uit het feit dat het
expansieve Holland meer perspectieven bood voor een kunstenaar. De aantrekkingskracht
die het hof op hem heeft uitgeoefend, wordt hieronder beschreven.
glaesmaeckers
fynschilders
glasschrijvers
compasmaeckers
coffermaeckers
beeldensnyders
grootleghwerckers
bouckversierders
goudtslagers
spiegelmaeckers
12