-14-
ENIGE_GEGEVENS_BET^FFENDE_pE_MIDpELEEUWSE_HOUTEN_GEVEL_VAN_HET_ZEEUWSCH
GENOOTSCHAP
(Mededelingen van het Bestuur van de Werkgroep Historie en Archeologie)
Het Zeeuwsch Genootschap kreeg de middeleeuwse houten gevel in 1888 ten geschenke van
mevr. J.van Benthem Jutting-van den Broecke. De gevel bevond zich tot dat tijdstip
voor het pand Lange Delft B 125 te Middelburg (l). Dit pand moest worden afgebroken
zodat de gevel verloren dreigde te gaan. Het is een grote verdienste van mevr. Van
Benthem Jutting dat zij heeft getracht de gevel - de laatste houten gevel die te Mid
delburg was overgebleven - veilig te stellen. Aanvankelijk overwoog zij de gevel aan
het Rijksmuseum aan te bieden, maar toen door de schenking van het museum in de Wage-
naarstraat door mr. G.N.de Stoppelaar een veilige plaats voor de gevel beschikbaar
kwam, schonk zij deze aan het Zeeuwsch Genootschap.
Over de voorgeschiedenis van de gevel is weinig bekend. F.A.J-Vermeulen stelt de tijd
van ontstaan op ca. 1500, op grond van de datering van het Petrusbeeldje door dr.
J.Dozy (2). Mogelijk was het huis ter plaatse van oudere datum. Het kwam in de middel
eeuwen vaak voor dat men een stenen huis van een houten voorgevel voorzag om inwendig
ruimte te winnen en een groter raamoppervlak te verkrijgen zonder verzwakking van de
constructie. Aan de hand van de gevel valt echter niet meer uit te maken of dit het
geval is geweest, dan wel huis en gevel tegelijkertijd zijn gebouwd. Het inwendige
van het bijbehorende gebouw is in grote lijnen bekend door een opmeting in 1875 door
de architect Redtenbacher in opdracht van de Rijksadviseurs gemaakt. Hierop zijn de
balklagen niet aangegeven. Wel blijkt dat het gebouw een zeer hoog achterhuis had met
een vrij lage verdieping daarboven. De trap bevond zich aan de linkerzijde, zoals te
zien op de reconstruct ietekening door H.J.Zantkuyl aan de hand van de opmetingsteke
ning vervaardigd.
in 1576 droeg het huis de naam "De Vijf Roomers", later "Het Wapen van Leiden", namen
die ons geen indicatie verschaffen over het ambacht dat de bewoners bedreven. In de
19e eeuw was het huis in gebruik als pakhuis voor ijzerwaren en stond daardoor bekend
als "malienierspakhuis". Het was in deze tijd eigendom van de heer L.W.Agelink. Aan de
ze eigenaar hebben we een fraaie tekening te danken, vervaardigd in 1816 door J.Bever
land (3). In de tweede helft van de 19e eeuw waren de middeleeuwse houten gevels al zo
zeldzaam geworden dat het huis de aandacht trok van de Rijksadviseurs voor Monumenten
van Geschiedenis en Kunst. Deze lieten in 1875 een opmeting verrichten en waarschijnlijk
is het aan hen te danken dat in hetzelfde jaar een restauratie plaatsvond. Waarschijn
lijk is toen reeds het beschot van de gevel vernieuwd, aangezien de afbeeldingen van
voor die tijd een andere contour aan de onderzijde van de tweede verdieping te zien
geven. Ook zullen toen enige vensteromlijstingen zijn vernieuwd.
De plaatsing van de gevel tegen het gebouw in de Wagenaarstraat was mogelijk doordat
dit aan de achterzijde van een verdieping werd voorzien. Een gevel van ongeveer dezelf
de afmetingen kwam hiermee beschikbaar. De demontage en herplaatsing van de gevel kost
te het Genootschap 600,voor die tijd een fors bedrag en een bewijs dat men het
behoud zeer op prijs stelde. JA.Frederiks verzorgde de restauratie van het Petrus
beeldje voor 4A,(4). Men liet ter beveiliging een hoog ijzeren hek aanbrengen en
ter verhoging van de historische sfeer legde men voor de gevel een stoep aan met oude
plavuizen en stoeppalen en een oud-hollands tuintje. Aan deze romantiek kwam een abrupt
einde door de verkoop van het pand Wagenaarstraat 1. Doordat het Genootschap zich heeft
verplicht te zijner tijd de gevel weg te nemen is deze om zo te zeggen tussen hemel
en aarde komen te hangen. Gelukkig wenst geen van beide nieuwe eigenaren deze conditie
op korte termijn te effectueren, zodat geen gevaar bestaat voor een overhaaste verwijde
ring.
Tenslotte nog een beschrijving van de huidige toestand van de gevel. Het balkskelet,
op bijgaande tekening weergegeven, is nog geheel origineel. Hoewel men uit het vooraan
zicht van de gevel de indruk krijgt dat deze rust op vooruitspringende balkkoppen, is
de steunconstructie in werkelijkheid geheel anders. Het enige verband tussen de moerbalk
en de zich daartegen bevindende grondplaat van de etage zijn de zes consoles. De grond-
plaat is verder verankerd aan de vertikale muurplaten tegen de zijmuren van de eerste
verdieping. Daartussen bevinden zich horizontale balken onder de ramen en een moerbalk
boven de ramen (5). De overgang van de eerste naar de tweede verdieping is weer van de
zelfde constructie. De onderpui is vrijwel geheel origineel; in 1875 noch in 1888 hebben