a;
-17-
voorste korte wie: g'out
met gaten voor pennen
achterste korte wie: g'out
met ringen (v. Langeraad of beugels (Boot J
fTTT
lang wie:g'out, met corresponderend gat en pen aan kettinkje
De pin of bout verbindt aan de voorkant de lange wierg'outen met het
korte aan de achterkant gaan de, smal toelopende, lange wie:g'outen door
de beugels of ringen.
Evenals op Tholen werden, bij het gebruik van ijzeren rongen, op de wrijfplekken
ijzeren plaatjes: s1ekken of slekjes aangebracht.
Typisch schouws lijkt de benaming bost (Langeraad) of borst (Boot) voor de
doppen der wielnaven, t.o. de thoolse naam domme of dompeWe vinden echter
op de andere eilanden en in Z.Vlaanderen in de vorm bosse of busse deze naam
terug (zie W.Z.D. 129). Mèt de verklaring. Want inderdaad past deze afslui
ting "als een bus" op de wielnaven. Eigenaardiger is een andere benaming,
door Boot opgetekend, voor hetzelfde onderdeel: trompeMoet hier de oor
sprong van de naam gezocht worden in de vergelijking met een snoet of snuit?
Het maakt de zaak niet eenvoudiger, dat, volgens dezelfde inzender, ook de
neuzewaarin de draoiboom past, trompe wordt genoemd. Wel ligt hier de
gelijkenis met een snuit nog meer voor de hand. En het is opvallend, dat
ook de benaming neus en het Zeeuws-VIaamse mule voor dit onderdeel
uitgaat van de gelijkenis met een kop van dier (of mens).
pee rek