-3- PLAATSELIJKE EE REGIONALE HISTORIEBEOBFENIEG. Tijdens een studiebijeenkomst met als onderwerp "Plaatselijke en regionale historiebeoefening"die zaterdag 21 november 1964 door de Culturele Raad van Zuid-Holland te Delft werd gehouden, hebben prof. dr. X. Schoffel- en drs. J.L. van der Gouw, inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven in de Xirovincie Zuid-Holland, inleidingen gehouden met als onder werp "Geschiedwetenschap en regionale geschiedenis" en "De praktijk van de regionale en plaatselijke historiebeoefening" Wat in Delft over de voornoemde onderwerpen is gezegd, heeft zeker gelijke waarde voor Zeeland. De nieuwe richtingen in de geschiedwetenschap brengen thans de vak-historicus ook op het terrein van de regionale geschiedenis. De zogenaamde ge wone man uit het verleden is in het gezichtsveld geraakt. Aandacht voor woontoestanden, kleding, voeding, vermaak, levensopvattingen, misdadigheid, gezinsgrootte en -samenstel ling, gebruiken, gewoonten enz. hebben de aandacht van vele geleerden. Een sterke ontwikkeling vertonen vakken als de sociale, de agrarische, de psychologische, de culturele en de demografische geschiedenis. Een juist bij dit micro-his torisch onderzoek begint de tijd te dringen, omdat sneller dan ooit tevoren de maatschappij aan het veranderen is en veel van het nabije of verre verleden verloren gaat, zoals gebrui ken en gewoonten, streek-karakteroude historische over blijfselen, traditioneel levenstempo, sociale en morele opvattingen enz. Wat vandaag nog kan worden vastgelegd, is vaak morgen verdwenen. Willen we in de toekomst nog iets van het heden te weten komen dan dient er wat gedaan te worden. Een grote moeilijkheid is echter, dat de vak-historicus het bij zijn onderzoek niet zonder de arbeid van de amateur historicus kan. Samenwerking zou de meest voor de hand lig gende oplossing zijn. Ongetwijfeld. Doch wat is er gebeurd in het verleden De verwetenschappelijking van de geschied beoefening gedurende de 19e eeuw schiep grote afstand tussen vak-historicus en amateur-historicus. De vak-historicus trok zich terug in zijn eigen wetenschappelijke wereld en op macro- historische onderwerpen. Methode en techniek bleven "geheim van de keuken". De amateur-historicus werd aan zichzelf over gelaten en teruggedrongen naar het micro-historisch onderzoek, vooral familie-, dorps-, stads- en streekgeschiedenis. Gevaar van dilettantisme ontstond. In feite kwam het tot een breuk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1964 | | pagina 5