nederlands kamerkoor publiciteitscampagne epigonencultus bekeer u, bekeer u nederlands kamerkoor fout dan met een normaal volume waarna de microfoon de rest doet. Met een microfoon zingen moet je overigens niet je hele leven doen want geleidelijk aan vernielt het je stem. Ander repertoire kun je dan niet meer doen. Waarbij ik dan ook wil opmerken datje ook niet dagelijks moderne muziek moet zingen want ook dat verwoest je stem grondig. Een deel van ons modern repertoire komt bij Donemus vandaan en daarnaast schrijven diverse componisten ook speciaal voor ons. Bijvoorbeeld Jeff Hamburger en Tristan Keuris. Op dit moment bestaat zo'n gigantisch vocaal repertoire dat je eerder moet kiezen wat je laat liggen dan dat je kiest wat je uitvoert. Het Nederlands Kamerkoor kiest in principe voor een zo breed mogelijk repertoire. Veelal nemen we stukken die koren weinig of nooit onder de handen nemen omdat het bijvoorbeeld te moeilijk in elkaar zit.' 'Bij het Nederlands Kamerkoor draait het ook vaak om de dirigent', stelt Van der Kamp, 'want elke dirigent houdt er wat de uitvoering van het repertoire betreft weer een andere visie op na. Neem bijvoorbeeld onze Sweelinck-serie. Op de partituur ziet een stuk er altijd hetzelfde uit. Maarelke dirigent zal aan die geschreven noten een eigen interpretatie geven. Daarin verschilt ons koor van andere. Daarin treedt onder de leden een regelmatig verloop op en blijft de dirigent hetzelfde. Ons ensemble houdt dezelfde samenstelling maar zingt onder telkens een andere dirigent. Op dit moment voert Ton Koopman de leiding en dat betekent dat we onder hem uitsluitend barokmuziek uitvoeren. Verhoudings gewijs mag de belangstelling voor het Nederlands Kamerkoor groot heten. Nederland kent een groot aantal koren maar de meeste daarvan gaan niet bij elkaar op bezoek. Vrijwel iedereen houdt het binnen de eigen kring. Die belangstelling voor wat we doen komt in niet onbelangrijke mate doordat we publicitair flink aan de weg timmeren. Vorig jaar plaatsten we op aanraden van de nieuwe directeur in de verschillende landelijke kranten logo-achtige advertenties. En die zullen binnenkort ook in de regionale bladen staan. In die advertenties vestigen we de aandacht op wat we brengen. In serieverband nam het aantal verkochte abonnementen sterk toe tot zo'n duizend. Wat betekent dat een zaal waar tweeduizend personen in kunnen goed gevuld is.' 'Als gevolg van die publiciteitscampagne konden we veel nieuwe dingen doen', meent Van der Kamp. 'Je bereikt er een heel nieuw publiek mee. Bijvoorbeeld de mensen die het Nederlands Kamerkoor nog niet kenden. Het soms niet wilden kennen omdat ze tegen koormuziek zijn. Omdat ze voorheen dachten dat koormuziek bij psalmen zo'n beetje ophield en nu zien dat we toch een meer dan volwassen repertoire brengen. Die publiciteitscampagne kwam niet voort uit angst voor het voortbestaan. Wat dat betreft ontwikkelde het Nederlands Kamerkoor zich altijd in stijgende lijn. Waar andere ensembles moeten fuseren en inleveren kregen wij er vijf plaatsen bij. In plaats van over negentien stemmen beschikken we nu over vierentwintig. Naast de pure kooroptredens zingen we ook regelmatig bij orkesten. Zoals de Johannes met het Concertgebouw Orkest. We organiseren ook speciale optredens met ensembles. Op dit moment bijvoorbeeld met het Barok Orkest van Ton Koopman en in het verlengde daarvan met La Petite Bande van Sigiswald Kuijken en met Consensus Musicus van Nicolaus Harnoncourt. Het organiseren van uitvoeringen met orkesten blijft overigens eerder uitzondering dan regel. Het loopt namelijk enorm in de papieren. In plaats van zelf Ve p geld uit te geven wachten we liever af tot een orkJS ons uitnodigt.' 'De kwaliteit van de hedendaagse Nederlands koorwerken neemt geleidelijk aan toe', vindt Van del Kamp. 'We bedoelden onze campagne ook voor componisten die we op die manier uitnodigden <w iets voor het Nederlands Kamerkoor te schrijven Je" ontkomt er niet aan om de Nederlandse koormuziek: met die uit het buitenland te vergelijken. Maar in het buitenland duiken telkens weer die topprestaties onl die het hele beeld van wat er hier gebeurt! vertroebelen. Het komt neer op dat ene punt: het vinden van een modus. Die laat zich moeilijk vinden Dat moet dan niet inhouden dat je als Nederlands koor je keuzes moet beperken tot Nederlandse composities. Je moet dat afzetten tegen buitenlands werk. Dus Rudolf Escher en Peter Jan Wagemans afzetten tegen Isang Yung en lannis Xenakis. Alleen op die manier krijg je een goed beeld van de Nederlandse koormuziek wanneer je die muziek in één programma onderbrengt. Ik vind dat een betere formule dan wat er vroeger gebeurde toen men alleen eigentijds Nederlands werk nam.' 'Volgens mij voeren we op dit moment muziek uit van eeuwen terug. Toendertijd klonk het wellicht niet zo revolutionair. Maar nu, op dit moment wanneer je het analyseert, kun je stellen: die componist schreef dat werk zeker dertig jaar te vroeg. Je ziet dan ook dat bepaalde technieken steeds weer terugkomen. In de hedendaagse koormuziek bijvoorbeeld hoor je dat een componist cluster-achtige effecten voorschrijft. Maar Jesualdo deed dat zoveel eeuwen terug ook al. Ook bij hem hoor je passages waarvan je denkt: nu ben ik er, nee, het gaat nog verder. Achteraf gezien merk je ook dat er telkens weer een epigonencultus opkwam en dat componisten zich een stijl eigen maakten die op dat moment al lang en breed achterhaald was. Wat niet wil zeggen dat ze dus geen goeie muziek maakten. Integendeel. Want vaak blijkt dat iemand binnen zo'n achterhaalde stijl toch nog interessante dingen kon doen. 'Er bestaat nog zoveel werk dat nog nooit og hoogstens heel zelden een uitvoering kreeg', zegt Van der Kamp. 'Neem ter illustratie de Oostenrijkse componist Ernst Krenek. Iemand die tot de seriële school behoort, ondanks dat hij de twaalftoonstech niek niet strikt toepaste. In 1940 schreef hij een kapitaal werk onder de titel Lamentatio Jeremiae 1 Prophetae. Een zeventig minuten durende composi tie voor koor a capella. Bijna avondvullend. Krenek schreef het aan het begin van de oorlog toen hij naar de Verenigde Staten vluchtte en de toestand als volkomen uitzichtloos beschouwde. Hij maakte het zonder ooit op een uitvoering te hopen. Hij zag de oorlog namelijk als het einde van de wereld. Pas in 1956 kreeg het werk zijn eerste opvoering en de eer daarvoor mag wat dat betreft naar Nederland gaan. Krenek baseerde zich op de klaagzangen van Jeremia waarin hij de ondergang van Jerusalem beschrijft. De uitroep 'bekeer u, bekeer u' daarin krijgt bij Krenek een uitermate .voor zichzelf sprekende betekenis. Krenek gaat in Lamentatio volkstrekt clusterachtig te werk maar veel melo dieuzer dan Schönberg ooit deed. Het geheel telt negen delen. De eerste keer klinkt het refrein 'Jerusalem, Jerusalem' eenstemmig en op het laatst negenstemmig. Honds- en hondsmoeilijk. De mees te dirigenten zijn er bang van want het werk kent 'Natuurlijk valt er over de persoon van Richard StrauB tegenwoordig wel het een en ander te zeggen', weet Van der Kamp. 'Zijn Deutsche Motetten bijvoorbeeld vormen een werk waaraan grote smetten kleven. Wanneer je die motetten alleen muzikaal beschouwt dan kun je het interessante muziek noemen. Het ademt een puur romantische sfeer. In die tijd een afgedane zaak maar zeker geen slechte muziek, alleen hondsmoeilijk. Maar de zinsnede daarin 'Wach auf, Wach auf' zet velen aan het denken al lijkt het mij verre van waarschijnlijk dat strauB daarmee op Duitsland doelde maar dat hij gewoonlijk een tikje te ver doordraafde. Maar je kunt er nu eenmaal niet omheen dat hij tijdens de oorlog gruwelijk in de fout ging. Misschien kun je hem die opstelling niet helemaal verwijten. Maar toch, de politieke naïviteit van die man is en blijft volstrekt onbegrijpelijk. Datzelfde geldt voor Henk Badings die zich in de oorlog ook tot collaboratie liet verleiden en toen muziek maakte die je kan uitleggen in de geest van: Nederland, past op uw zaak. Je leeft immers altijd met het feit dat je politiek en muziek niet los van elkaar kan zien. Want ook hij maakte mooie muziek maar toch, door die historische achtergrond, sta ik niet te dringen om het uit te voeren. Hoewel je toch niet anders kunt zeggen dat muziek is wezen onschuldig is.' geen enkele maatstreep. Toch reperteren we het stuk regelmatig om het zodoende op het repertoire te kunnen houden.' 'Door de opkomst van de instumentale muziek ebde de belangstelling voor de a capella-zang weg', legt Van der Kamp uit. 'In de tweede helft van de achttiende eeuw zie je een dal in het aantal composities, even afgezien van de a capella-werken met continuo. Die ontwikkeling doet zich voor juist in de tijd dat Haydn en Mozart opkwamen. Tegelijker tijd zie je dat de koren dan in omvang groeien om de dóódsimpele reden dat ze moeten opboksen tegen de orkesten. Pas bij Schubert zie je weer een teruggang naar het a capella, al bleef het bij hem nog beperkt tot solistische zettingen. De combinatie koor en orkest maakte lange tijd de dienst uit. Je hoeft er maar boekjes als Choral Tradition of Chormusik Führer op na te slaan om te zien dat de meeste opgaven over koor en orkest spreken.' 'De componisten van de negentiende eeuw vonden zang zonder begeleiding niet interessant. Een koor bleef immers een koor terwijl de instrumenten steeds rijker klonken wat hen natuurlijk veel meer mogelijkheden gaf. Ik krijg het idee dat de componisten uit die tijd het a capella-koor als iets onvolwaardigs beschouwen. Ze voelden er zich teveel door beperkt in hun mogelijkheden. Daar kwam bij dat zodra een componist succes boekte met een opera of meteen symfonie, hij gebakken zat. En kwalitatief hoefde het dan nog niet eens zoveel voor te stellen. Soms ontdek je van hoogstaande mstrumentale componisten dat ze zich toch een keer aan vocale muziek waagden. Zoals bijvoorbeeld van Gustav Mahler die een orkestwerk herschreef tot een zestienstemmig koorwerk. En dan denk je: toch doodzonde dat zo'n man op dat gebied zo weinig deed. Want stel je voor.... Pas Richard StrauB wist het a capella zingen weer nieuw leven in te blazen door het vinden van een nieuw soort harmonie en een nieuw soort stijl waardoor hij een kleurrijker koorzang wist te bereiken. Bijvoorbeeld door zestienstemmige bezettingen. Iets wat Gyorgy Ligetti weer oppakte en in zijn eigen muziek verwerkte.' 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1987 | | pagina 14