De bijbel en de verantwoordelijkheid van de ondernemer Klaas Straatfestival Overdam: 'Het geld wordt zelden zomaar gegeven of er moet iets tegenover staan' culturele dag Onze moralistische medewerker, Melis Baay, laat zijn licht schijnen op de ethische aspecten van de relatie kunst economie. 'Men moet mensen leren denken over andere dingen dan alleen de dagelijkse. In de loop van de tijd kan dat voorkómen dat mensen zich afvragen: is dit nu alles wat het leven te bieden heeft?' 'De relatie kunst-bedrijfsleven lijkt mij een zeer aanvaardbare relatie', zegt Melis Baay, losse medewerker van het Zeeuwse uitblad Mooie Moeite. 'Ik stel mij op het standpunt dat ondernemers zich niet uitsluitend met economische aspecten van het leven moeten bezighouden maar daarnaast moeten streven naar het verhogen van het geestelijke, intellectuele peil van de mensheid. Immers: de Bijbel stelt het heel duidelijk: gij zult niet leven van brood alleen. Ondernemers, eigenaren of verantwoordelijken van bedrijven in welke vorm en grootte dan ook, moeten het als hun taak zien de maatschappij en degenen die de samenleving vormen mede naar een hoger niveau te brengen.' 'Ik stel het wellicht wat te overdreven voor. Hoogdravend moet je over deze kwestje echter niet denken. Wat ik bedoel te zeggen is: een werkgever biedt zijn personeel tegenwoordig allerlei cursussen aan. Laat hij daarnaast een stuk cultuur aanbieden. Goed be schouwd kun je het meemaken van een concert, een toneelvoor stelling, een filmvertoning zien als een cursus gedachten- en karaktervorming. In dat verband gezien kan ik me voorstellen dat een ondernemer zijn personeel bijvoorbeeld een avond theater bezorgt of een deel van de toegangsprijs voor z'n rekening neemt. Want vaak blijkt de prijs voor een activiteit te hoog en wordt die prijs een drempel waar iemand niet zo makkelijk overheen stapt.' 'ik geef toe: dit voorstel ziet er weinig effectief uit. maar toch denk ik dat het op den duur z'n vruchten afwerpt. Het verbreden van de cul turele basis, het nadenken over de plaats en de taak in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld ook door het sponsoren van culturele activiteiten en dan met name de activiteiten die qua financiën in een wat lastige positie verkeren. Het hoeft daarbij niet om grote bedragen te gaan. Een bescheiden bedrag kan volstaan en wanneer meer bedrijven een derge lijk bescheiden bedrag aanreiken kan dat uiteinde lijk tot een aanzienlijke som geld leiden.' 'Wel moet het naar mijn mening zo zijn dat men niet uitsluitend sponsort vanuit een reclamegedachte. Zo van: ik geef alleen geld wanneer velen mijn naam kunnen zien. Want dat kan ertoe leiden dat organisa toren met het oog op de inkomsten en de mogelijke winst die daaruit voort kan vloeien alleen datgene voorstellen wat een massa mensen op de been brengt. Ik vind dat bedrijven mo reel de plicht hebben om juist datgene financieel te steunen wat anders nooit of nauwelijks aan de orde komt. Ik vind sowieso dat mensen met een verant woordelijke positie de mo rele plicht hebben om mee te denken aan het welzijn van anderen.' 'Men moet mensen leren denken over andere dingen dan alleen de dagelijkse. In de loop van de tijd kan dat voorkómen dat mensen zich afvragen: is dit nu alles wat het leven te bieden heeft. Dat voorkomt ziekte en zorgt er heel plat gezegd voor dat het een bedrijf voor de wind gaat. Bedrij ven hebben de morele plicht om op welke manier dan ook althans iets bij te dragen aan onze cultuur. Vooropgesteld dat het om activiteiten gaat die zaken als levensovertuiging en algemene menselijkewaar- den niet aantasten of be lachelijk maken.' Een organisatie die veel ervaring heeft opgedaan in de samenwerking met het bedrijfsleven is de Culturele Raad Vlissingen. Het Straat festival steunt flink op bedrijven die er op hun beurt weer brood inzien hun namen aan dat festival te verbinden. Was de bijdrage in 1985 aan het Straatfestival 65.000 gulden, het afgelopen jaar was die 100.000 gulden. Maar, het geld wordt zelden zomaar gegeven, er moet altijd iets tegen over staan, zo is de ervaring van Klaas Overdam, een van de organisatoren van het Straatfestival. 'Het afgelopen jaar hebben we vijf- tot zeshonderd be drijven aangeschreven met de vraag of ze het festival wilden sponsoren. De re sultaten waren niet hoop gevend. Het heeft wel ad vertenties voor het festi valboekje opgeleverd - ik denk voor zo'n tienduizend gulden. Maar giften kregen we nauwelijks binnen. Ideële sponsors zijn er dus niet veel.' Klaas Overdam constateert dat bedrijven alleen mee willen doen als zij het eigen belang ermee kunnen die nen. dat geldt voor Heine- ken die in ruil voor een bijdrage het alleenrecht op de bierverkoop verkrijgt, dat geldt voor de midden standers die de Spiegeltent exploiteerden, dat geldt zelfs voor het Produkt- schap voor de Visserij en Visserijpródukten dat voor de genereuze bijdrage van 20.000 gulden toch ook meent op het festival aan promotie van de visserij te kunnen werken. Overigens hoeft de ruil niet altijd met baar geld te worden afgesloten. De Olau-Line was bereid artiesten gratis uit Engeland te laten overkomen. Meestal gaan die mensen via Calais, maar ze waren zo te spreken over de accomodatie dat de Olau-Line via mond-op-mond-reclame populairder aan het worden is. Bos International in Vlissingen gaf een flinke reductie op de overnach tingen. Dat is ook een manier om aan de weg te timmeren.' 'Maar de grote bedrijven in Zeeland zijn nauwelijks aan sponsoring toe. Van Total bijvoorbeeld kregen we 250 gulden. Wat de bedrijven vaak niet weten, is dat de giften aftrekbaar zijn van de belasting. Het zou toch het mooiste zijn als de bedrijven het geld uit ideële overwegingen geven en alleen op de affiche hoeven worden vermeld als sponsor. Ik vrees dat het in Zeeland nog heel lang zal duren voor het zover is.' Als Zeeland de landelijke trend volgt, zal het zover nooit komen. Instellingen die beroepsmatig met het sponsoren van kunst en cultuur bezig zijn, hebben de ervaring dat giften een zeldzaamheid zijn. Er moet altijd wat tegenover staan. Het is wel een groeimarkt, waarop inmiddels professionele bemiddelingsbureaus culturele instellingen en bedrijven bij elkaar proberen te brengen. Terug naar het Straatfestival. Aan directe en indirecte sponsorgel den is er het afgelopen jaar een ton binnengekomen, een kwart van de hele begroting. 'En we gaan door, volgend jaar hopen we op weer wat meer. Je moet eerst naam maken, dan komen de sponsors vanzelf. Langzamerhand raken we bekend bij de bedrijven. Het duurt in Zeeland wat langer om je naam te vestigen: In de Randstad krijgen evenementen veel meer publiciteit en dat is voor bedrijven natuurlijk van belang. Wij zijn met het festival bezig vooreen breed publiek. Onze specialisatie is het straattheater, dat bouwen we verder op en dankzij de toenemende belangstelling van de media zullen de bedrijven dan wel komen.' 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1987 | | pagina 21