cc o z Z D O LU h m H H r- Z LU LU LU N LU Ibartelsdielemanpingen Kunstenaar is een uitstervend beroep, net als mijnwerker, zei staatssecretaris De Graaf en voegde vervolgens de daad bij het woord. De Beeldende Kun stenaars Regeling (BKR) wordt dit j aar opgeheven, terwijl het ministerie van WVC een steeds groter aantal mil joenen te besteden heeft. 'De kunst wordt door Brinkman ver- commercialiseerd, terwijl de waarde van kunst juist in immateriële dingen huist', vindt Wies de Bles. Als er niets gebeurt blijven er in Zee land 7 tot 15 kunste naars over die van hun werk kunnen leven en dat is een hoge schatting. Hoe verder? Een reportage in mineur. Ad de Jong luie reet Schilderij van Piet Dieleman Deze alternatieven - die gewoonlijk als aan elkaar tegengesteld worden gezien - zijn in feite zo oud als het begin van de vrije schilderkunst in de Renaissan ce. Werden in de 16e eeuw Titiaan en Michelangelo als de respectievelijke vertegenwoordigers van bei de opties beschouwd en in bijvoorbeeld de 19e eeuw Delacroix Ingrès, ook in onze eeuw kan men schilders volgens deze alternatieven tegenover el kaar plaatsen: Willem de Kooning bijvoorbeeld tegenover Piet Mondriaan, of - zo men wil - de schilders van de concept kunst uit de jaren zestig en zeventig tegenover de 'nieuwe wilden' van de jaren tachtig. Een dergelijke plaatsbepaling van kunstenaars en hun uitgangspunten doet hun werk natuurlijk in zekere zin onrecht aan en geeft niet een gedifferen tieerd en zuiver beeld van al hun bedoelingen. Maar iets van een hulp voor het kijken naar hun schilde rijen biedt een besef van het bestaan van beide uitgangspunten de moderne beschouwer wel. Dit geldt ook voor het bekijken van het recente werk van Bob Pingen. Pingens werk lijkt het resultaat van beide uitgangspunten tezamen: gevoel èn verstand, vrije kleurschildering zowel als vormbeheersing - en dit niet in een onontwarbare mêlée, maar helderts onderscheiden: een niet vaak voorkomend feno meen. Te onderscheiden maar niet te scheiden. De soms in meer dan twintig verflagen opgebrachte kleurvelden werden ook door de vrije penseelvoering pulserend - deze velden 'kloppen' van licht en leven; maar tegelijkertijd houden duidelijke grenslijnen en een enkele geometrische vorm dit leven in bedwang. Soms roepen de kleurvelden de associatie op van landschapsbeelden, of preciezer nog, van dat wat beweeglijk is in een landschap. Een dergelijke associatie is niet uit de lucht gegrepen, want Pingens schilderijen bevatten vaak nog sporen, zij het geabstraheerde, van landschappelijke herinnerings beelden van de schilder: een suggestie van wolk-en luchtpartijen of wateroppervlak. Maar deze associaties tasten de sensatie van het samenhangende geheel van het totale beeldvlak nooit aan. Dit is onder meer het resultaat van het feit dat Pingen de vorm van het beeldvlak waarin de kleuivelden hun bewegingspatronen maken, als totaliteit vaak subtiel accentueert en markeert. Ik doel hier op de manier waarop Pingen zijn schilde rijen ophangt. Tot slot: wat Pingens recente werk gemeen heeft met het werk van verschillende twintigste-eeuwse schil ders die men wel tot het abstract expressionisme rekent (ik denk hier bijvoorbeeld aan Mare Rothko), is het gevoel dat het bij de beschouwer opwekt, een nog juist niet transparant venster maar een metafy sische werkelijkheid te zijn. Als vormt dit de laatste van vele sluiers die, zou ook deze nog opgetrokken kunnen worden, het zicht zou vrij geven op die werkelijkheid. Dit moet men niet pathetisch verstaan, maar verder dan tot hiertoe kan een schilderij en dus een schilder niet gaan. Ondanks de concentratie op de puur schilderkunstige beeldmiddelen, op de kleurvlakken en vormen in hun hiervoor beschreven relatie, die Pingens schilderijen te zien geven, kan de beschou wer ervan het gevoel krijgen tegen de kloppende membramen van een onbekend, intens leven daar achter te kijken - iets dat niet van deze wereld is en daarom alleen behoedzaam benaderd kan worden. cc z 'De beeldenstorm is nog lang niet uitgewoed', schreef Jannetje Koelewijn in de kleurenbijlage van Vrij Nederland, nu bijna twee jaar geleden. Achteraf blijkt: de storm was nog nauwelijks begonnen. Tijdens een debat in de Tweede Kamer over de BKR liet staatssecretaris De Graaf een keer zijn ware aard zien. 'Kunstenaar is een uitstervend beroep, net als mijnwerker,' zei De Graaf. Dat de staatssecretaris daar hoogstpersoonlijk voor zou zorgen, kon toen nog niemand weten. Het is ook maar wat je wil. 'De Kunstenbond heeft eens uitgerekend dat de BKR 8.000 gulden bruto meer per jaar is dan de Bijstand. Dat geld is voor je atelier, voor materiaal. Je bent dan een kleine zelfstandige; met dat geld kun je een bedrijfje voeren. Zoals de situatie nu nog is, moetje 8.000 gulden bijverdienen om aanvullend in de BKR te kunnen blijven, dus het kost de staat evenveel als straks als we uit de BKR worden gedonderd. Het is dus geen bezuiniging maar een politieke zet, een rechtse politieke zet. Wies de Bles uit Heinkenszand is een van de kunstenaars die door de opheffing van de BKR, begin of halverwege '87, dat is nog onduidelijk, worden getroffen. Als lid van de Kunstenbond FNV is ze intensief bij de afgang van de laatste jaren betrokken geweest. Ze heeft veel tijd gestoken in pogingen het schip van staat te keren. 'Ik voel een soort calvinistische haat tegen kunste naars, of afgunst misschien: dat ze maar op hun luie reet liggen in de zon, dat ze op kosten van de staat dingen kunnen maken die niet begrepen worden. De kunstenaar moet nu verdwijnen. De betekenis is dat hedendaagse kunst, die zo ontzettend veel tijd in onderzoek en experimenten stopt, ontzettend belangrijk is voor de maatschappij. Brinkman heeft het over top-kunst. Maar als je ziet wat top-kunst heet, waar het geld allemaal naar toe gaat, dat is commerciële kunst, buitenkant, trend. De sterkeren, wie dat dan ook mogen zijn, komen aan bod. De mensen met de grootste beek. Maar daarmee is nog niet gezegd dat die ook goede kunst maken. Er zijn een heleboel kunstenaar die alleen maar denken en werken, nooit aan de weg timmeren. Dat kun je stom vinden, maar het is zo'. George Muskens van het Instituut voor Arbeids vraagstukken in Tilburg (het IVA) heeft enkele jaren geleden een onderzoek gedaan naar het functione ren van de BKR. Volgens hem kan zelfs een goed verkopende kunstenaar niet van zijn werk leven, omdat zijn tijd te weinig wordt betaald. Het wordt pas mogelijk ervan te leven als het werk object van speculanten wordt. De oorzaak is natuurlijk dat kunst maken nog ongeveer het enige ambacht is dat met de handen wordt gedaan. Eeuwen terug ge beurde dat met alles en liep de prijs van kunst in gelijke tred met andere 'waar'. De opkomst der apparaten, lopende banden, mechanisering heeft alles goedkoper gemaakt, maar de kunst relatief duurder. Muskens' schatting is dat in Nederland ongeveer vier percent van de kunstenaars zal kunnen blijven

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1987 | | pagina 12