l
t
'KIEZEN VOOR HET ZINGEN
IN OPERA'S IS KIEZEN
VOOR EEN BEROEP MET
VEEL EENZAAMHEID'
De opera trekt steeds meer publiek,
waaronder opvallend veel twinti
gers, constateert Adriaan van
Limpt. Deze heldentenor behoort
tot de Europese top der operazan
gers. Het Zeeuws Orkest mag zich
gelukkig prijzen drie concerten
met Van Limpt als solist te kunnen
geven. Zijn tegenspeelster is de
Vlissingse sopraan Annegeer
Stumphius. In Goes werden de
aria's uit La Traviata en Carmen
enthousiast ontvangen. Zierikzee
en Veere hebben de concerten nog te
goed. De voormalige Brabantse
autospuiter vertelt Jean Quist hoe
hij in de opera kwam en andere
wetenswaardigheden.
'Wat je ook oefent, je
stem taant onmiskenbaar
en onvermijdelijk'
1
adriaan van limpt
Jean Quist jr.
88 mr Tl zomer
'De belangstelling voor opera valt ontzettend mee.
Onder het publiek zitten veel jonge mensen tussen de
vijfentwintig en dertig jaar. Een leeftijdsgroep die ik
jong noem. Anders dan vroeger trekt deze muziek niet
meer uitsluitend een publiek van ouderen. Waar dat
aan ligt, kan ik niet aangeven. Wellicht dat je het kan
verklaren met de terugkeer van oudere waarden, de
Romantiek, meteen hang naar nostalgie. Zeker weet ik
wel dat mensen uitgekeken raken op andere muziek
soorten. Daar gebeurt weinig in. Het biedt geen nieuwe
vooruitzichten meer.
En zelf zou ik niets anders willen dan opera zingen. Die
belangstelling groeide door de solo's uit opera's die ik
zong in het Eindhovense mannenkoor La Bonne
Esperance. Daar kreeg ik telkens te horen: je moet naar
het conservatorium gaan, je moet aan het conservato
rium studeren. Voor opera interesseerde ik me al van
jongs af aan. Thuis zochten vader en moeder elke
zondag op de Belgische radio het opera- en belcan
toprogramma van Etienne van Este op. Zodoende
groeide die liefde. Zingen doe ik al sinds m'n zesde.
Het begon met kinderkoren en na m'n achttiende
kwamen de mannenkoren. Ik zing nu elf jaar als
beroeps waar ik dan nog drie jaren van opleiding in
de Opera Studio bijreken. Opera, klassieke muziek
en daar voel ik me heel wel bij. Die hele enkele keer
doe ik wel eens iets lichters. Bij Ivo Niehe zong ik op
de televisie dat liedje waarmee operazanger Placido
Domingo met John Denver de top-veertig haalde.
'Perhaps Love'. Wel aardig maar niet voor altijd.
Gemeten aan de tijd ook moderne muziek waar ik me
zeker niet van afkeer, maar toch anders dan bijvoor
beeld 'Het Gekkenhuis' van Conrad Souza wat ik bij de
Nederlandse Opera Stichting zong. Of Victor Ullmans
'Kaiser van Atlantis' wat over de Tweede Wereldoorlog
handelt. In West-Duitsland kreeg dat stuk een groot
aantal opvoeringen die het publiek daar wonderwel
goed ontving. Ik zing alles zolang het repertoire zich
maar voor m^p stem leent. Die valt onder de noemer
'heldentenor'. Een brede klank die heel dicht tegen de
bariton aanleunt wat sommige mensen nogal eens
verwart. Bijvoorbeeld de dramatische tenor klinkt ho
ger, komt meer overeen met wat doorgaans voor een
tenor geldt. Vergeleken met mijn stem ligt de lyrische
tenor bijna een octaaf hoger. Een bepaald stembereik
brengt beperkingen voor het repertoire met zich mee.
Het komt voor dat bijvoorbeeld een dirigent van een
orkest me een programma aanbiedt dat alleen een
lyrische tenor zingen kan. Dat lukt me niet, dat doe ik
dus ook niet.
Dikwils laat ik het samenstellen van een programma
aan anderen over. Vooropgesteld dat ze het met een
gedegen vakkennis samenstellen. Zoals dirigent Louis
Stotijn van het Zeeuws Orkest dat voor mijn concerten
in Goes, Zierikzee en Veere deed. Zoals veel operazan
gers geef ik ook onderricht aan wat leerlingen. Niet
zoveel, in totaal acht. Lesgeven heet soms dankbaar
werk maar ik zet er af en toe een vraagteken achter. Het
levert alleen nut op wanneer de leerlingen regelmatig
studeren en in de volgende les laten horen dat ze het
materiaal van de vorige week door en door kennen. Dat
ze het geleerde in praktijk kunnen brengen. En daar
schort het wel 'ns aan. Sommigen doen geen enkele
moeite. Terwijl opera valt of staat met de mate waarin je
je kan inleven in een rol. Je moet in iemands huid
kunnen kruipen. Wie het niet op kan brengen om dat
fatsoenlijk onder de knie te krijgen hoeft bij mij niet
meer terug te komen.
Een zaak van prestige, van eer, zoals operazang in de
vorige eeuw, is het niet meer. Opera is keiharde
business, een kwestie van zaken doen. Van vraag en
aanbod. De tijd is lang en breed voorbij dat industriële
giganten als Ford en General Motors de New Yorkse
Metropolitan Opera steunden. Die bedrijven vinden
dat ze al veel te veel aan belasting betalen en stellen dat
de overheid de cultuur maar financieren moet. Je ziet
ook niet meer dat bijvoorbeeld bedrijven grote zangers
onderhouden. Dat ze hen een jaarsalaris verstrekken.
Zoiets gebeurt niet meer.
Per dag studeer ik zo'n tweeënhalf tot drie uur. Dat
betreft voornamelijk het instuderen en repeteren van
de tekst met verder het op peil houden van mijn
zangtechniek. Daarmee voorkom je niet dat je stem
met de loop van de jaren verandert. Niet dat een stem
elk jaar hoorbaar met het vorige verschilt. Dat gaat heel
geleidelijk tot je op een gegeven moment uitgezongen
raakt. Het moment waarop dat gebeurt kun je binnen
redelijke grenzen uitstellen. De techniek van het zin
gen bepaalt hoelang je door kan gaan. Ik noem het
voorbeeld van de Engelse zanger, Willem Wakefield.
Een man meteen goddelijke stem en aanvankelijk met
een grootse loopbaan voor zich. Die man beschikte*
overeen natuurlijke stem. Uit zichzelf zong hij als geen'""
ander. Maar technisch ontwikkelde hij zich niet en dat
bracht als gevolg met zich mee dat hij vijf, zes jaar
nadien niets meer kon. Totaal op. Een veel voorko
mend gegeven in vroeger tijden. Bijvoorbeeld in de
vorige eeuw waren operazangers met veertig, hooguit
tweeënveertig volledig afgezongen. Kon ook niet an
ders want niemand voorzag ze van oefeningen die hun
stem in conditie hielden. Simpelweg omdat men daar
toen nog niet over beschikte.
In deze tijd bestaan er heel wat technieken voor het
oefenen van zang. De meest belangrijke ontwikkelen
de stembanden en de ademhaling. De toon moet op de
stem steunen en vooral niet te hoog klinken. Veel
zangers maken de fout van het kort ademen. Ze halen
niet dieper in dan de bronchiën en het bovenste deel
van de longen. En dan loopt het fout. Een goeie
vocalist zingt met volgezogen longen en gebruikt zijn
middenrif. Vergelijk het maar met een huis. Bij een
verkeerd gelegde fundering stort het dak in.
Zelf kreeg ik een uiterst gedegen opleiding van drie
jaar bij de Opera Studio waar in mijn tijd Hans de Rooy
de leiding over voerde. Die staat niet open voor
•edereen die daar interesse voor toont. Je moet eerst
voorzingen en pas wanneer dat aan de gestelde eisen
voldoet, kom je binnen. Tijdens die studie kreeg ik een
salaris. Geen bedrag waar ik enthousiast hoera voor
uitriep maar het leverde in elk geval wat op. Geleidelijk
®an groeide ik naar het uiteindelijke doel: operazanger.
Weer komt daar voor kijken dan alleen zangtechniek.
j|e leert in de Opera Studio ook de verschillende
kanten van het grimeren en bijvoorbeeld ook jezelf
bewegen op een manier die op het toneel het beste
^verkomt. Met het afronden van de Opera Studio
beschik je overigens niet over een pré voor het vinden
Van een plaats bij een gezelschap. Het bewijst alleen
De heldentenor
Adriaan van Limpt
dat je je wat meer moeite getroostte voor hét beheer
sen van het vak.
Aan die technieken valt naar mijn mening niet zoveel
meer te veranderen. Al het menselijkerwijs mogelijke
kennen we nu wel. Veel leer je echter nog wel wanneer
je naar collega's kijkt, naar hoe zij een bepaalde
techniek toepassen en wat zij voor en met hun stem
doen. Ik zong met Joan Sutherland en Christina
Deutekom. Wereldsterren van wié*je telkens weer wat
opsteekt, maar wat je ook als zanger oefent, je stem
taant. Onmiskenbaar en onvermijdelijk. Tussen de
vijfenvijftig en zestig jaar houdt het vooreen operazan
ger echt op. Dat kan ook niet anders. De inspanningen
vallen te zwaar. Je moet kwalitatief uitstekende zang
leveren, je teksten van buiten kennen, weten welke
bewegingen jiaarbij horen, weten hoe het aandeel van
je collega's in elkaar steekt, weten hoe iemand zijn rol
uitvoert en weten wat de dirigent en de regisseur met
het stuk willen. Op zo'n leeftijd lukt dat echt niet meer.
Je kan de concentratie ook niet meer opbrengen. Ik
denk daar niet zoveel over na. Sta ook nooit met de
gedachte op: morgen houdt het allemaal op, dan kan ik
het niet meer. Ik ben zesenveertig jaar, ik kan nog jaren
in de operawereld mee. Wat er daarna gebeurt, merk ik
vanzelf wel. Plannen voor die tijd maak ik nog niet.
Misschien ga ik wel componeren. Niet dat het opera
leven me altijd en eeuwig meevalt. Kiezen voor het
zingen in opera's is kiezen voor een beroep met veel
eenzaamheid. Zing je bij een buitenlands gezelschap
dan breng je het grootste deel van je tijd al repeterend
in je hotelkamer door. Doorgaans praatje dan overeen
week of zes, zeven, 's Avonds op het toneel en tijdens
de repetities ontmoet je pasje collega's. Maar net als jij
komen ze maar voor één ding opdraven: het uit te
voeren stuk. Daarover en niet over wat anders praatje
Concerten Zeeuws
Orkest met solisten
Adriaan van Limpt en
Annegeer Stumphius,
vrij 20 juni, 20.00 uur,
Grote Kerk Zierikzee
zat 21 juni, 20.00,
Grote Kerk Veere
fflffl zomer 89