V oedermiddelen
Ket onderzoek vcm
s
Voor al de genoemde gewassen zal
men kalizout 40 pet. kunnen gebrui
ken, behalve voor aardappels, die ge
voelig zijn voor chloor en waar men
dus beter Patentkali voor neemt. In
't geval men deze laatste meststof
niet kan krijggen, zal men noodge
dwongen toch tot kalizout 40 pet. zijn
toevlucht moeten nemen. Alleen zal
men dan de meststof een paar maan
den vóór het poten moeten uit
strooien, om het chloor de gelegen
heid te geven uit te spoelen.
By al de andere gewassen geeft men
het kalizout even voor de zaai. Flink
ineggen verdient aanbeveling. By win
tergranen kan men het alles overbe
mesting toepassen. Hoewel het wel
iets bijt, hebben de graanplanten er
weinig last van.
2. Kalibemesting op klei- en zavel
gronden. De jonge klei bevat van na
ture wel zoo veel kali, dat een nieuwe
polder het tientallen jaren zonder
een opzettelijke kalibemesting kan
stellen, soms wel een paar honderd
jaar, maar waar steeds afgaat en
niet in dezelfde mate weer bijkomt,
daar vermindert de voorraad en zoo
gaat het ook met de kalireserve van
nieuwe polders. Die afname gaat
vooral snel in de laatste tientallen
jaren met verhoogden bouw van veel
kali eischende gewassen, zooals sui
kerbieten en aardappels en een ver
hoogd gebruik van stistof, waardoor
ook de kali-voorraad in meerdere
mate werd aangesproken. Vele oudere
polders vertoonen tegenwoordig dan
ook kalibehoefte en hiermede dient
men wel degeiyk rekening te houden.
Nu zijn de regels voor de kalibemes
ting op klei- en zavelgronden wat in
gewikkelder dan op den zandgrond.
Men heeft op kleigrond nog altijd een
zekere kalireserve, maar deze blijkt
des te sterker aan de bodemdeeltjes
te zijn gebonden, naarmate de voor
raad geringer wordt.
Die verbinding is dan in vele geval
len zoo sterk, dat vele gewassen deze
kali niet meer kunnen opnemen en
op bemestings-kali zyn aangewezen.
Dat zijn de gewassen met een gering
opnemingsvermogen. Daartoe be-
hooren de aardappelen, de erwten,
boonen, klavers, lucerne, karwjtf, ka
nariezaad, uien e.a.m
De gewassen, die daarentegen wel in
staat zijn om die vast aan den bodem
gebonden kali op te nemen, beschik
ken over een groot opnemingsver
mogen. Het zyn o.a. haver, suikerbie
ten, blauwmaanzaad gerst, tarwe,
vlas en voederbieten. Tarwe en vlas
bekleeden in zooverre een byzondere
positie, dat een kalibemesting daar-
by wel de kwaliteit verbetert, ook al
wordt de opbrengst niet beïnvloed.
Welke hoeveelheid?
Nu zal men dus op klei- en zavelgron
den in 't by zonder de gewassen met
een gering opnemingsvermogen van
kali moeten voorzien. In de meeste
gevallen is 300 kg. kalizout 40 pet. wel
voldoende. By ernstig kaligebrek ge
ve men 400 500 kg. Bij aardappelen
moet men weer de voorzorg nemen
van het vroege uitstrooien. In 't al
gemeen doet men trouwens goed om
op klei- en zavelgrond de kali vroeg te
verstrekken, liefst in den herfst. De
meststof heeft den tyd om zich door
de bouwvoor te verspreiden en last
van korstvorming wordt voorkomen,
speciaal wanneer men de kali flink
onderwerkt.
Nog een kleine wenk, die speciaal
door de „eigen telers' van tabak zal
worden gewaardeerd. Tabak is gevoe
lig voor chloor, maar uiterst dank
baar voor kali. dat de brandbaarheid
verhoogt.
Patentkali is dus voor tabak de aan
gewezen kalimest, maar by gebrek
daaraan moet men er vooral aan
denken, het kalizout 40 pet. zeer vroeg
te strooien, liefst reeds in den herfst
Proefveldresultaten haverrassen.
Op kleigrond in Zeeland gaf Binder-
haver in 1943 de grootste opbrengst
plm. 53 kg. per are. De verschillen
met Adelaar en een nieuwe kruising
van Adelaar waren echter niet groot.
Voor de kleigronden verdient de
Binder alle aanbeveling. Tevens
heeft Binder een mooie korrelkwali
teit. De Adelaar heeft een fijnere
korrel. Evenzoo Fl&mingsgold. Bij de
andere rassen op de proefvelden in
Zeeland kwam ook Mansholt's Wo-
dan goed voor den dag, evenals de
Expres-haver van Hylkema en een
kruising van Ster- met Adelaarhaver.
Conserveeringsmiddelen voor hout
Behalve het reeds meermalen ge
noemde Wolmanzout, is ook Basilit
een goed middel om den levensduur
van hout te verlengen. Men gebruikt
daarvan 1 kg. op 35 liter water. De
prijs bedraagt f 3.95 per kg. Het hout
moet 3 dagen in de oplossing gedom
peld worden. Heeft men daarvoor
geen gelegenheid, dan kan men het
ook 2 x bestryken met een oplossing
van 1 kg. op 25 liter water. Na de
eerste bestrijking eerst goed laten
drogen. Het middel is onschadeiyk
voor mensch, plant en dier.
Het te behandelen hout moet eerst
ontschorst worden. Na de behande
ling kan men het schilderen en oliën.
De leverancier is de N.V. C. Miran-
dolle, Plekstraat 43-45, Rotterdam
(Zuid). Zorg er voor, dat üw hout
zoo lang mogelijk mee gaat. Behan
del het met Wolmanzout of Basilit.
Herontginning
Uit de practijk wordt naar aanleiding
van het artikel: „Uw Voedselproduc
tie door Grondverbetering" opge
merkt, dat gronden met een schal-
terlaag herontgonnen moeten wor
den om ze voor de cultuur volwaardig
te maken. Losmaken en vermengen
met de bouwvoor heeft geen nadee-
lige gevolgen, als de schalter eenigs-
zins blank ls.
De schalter zal wat meer toevoeging
van kalk en koper vragen, dan goede
bolster. Ze kan dan gerust door wat
dieper ploegen met de bouwvoor wor
den vermengd.
Wat de grondverbeteringen met
steun van de overheid betreft, gaat
het in de practijk meestal zoo, dat
de boer het werk opgeeft aan de
Ned. Helde Mij. Deze zorgt dan ver
der voor het indienen van aanvragen
en het verkrijgen van subsidie ln sa
menwerking met den Cultuurtechni-
schen Dienst.
I
'TOT voor korten tijd bepaalde dit
onderzoek zich by na uitsluitend
tot de krachtvoedermiddelen, maar
langzamerhand is men tot het in
zicht gekomen, dat het onderzoek
van de verschillende soorten ruwvoe-
der niet minder belangryk is.
Het was dan ook wel wat vreemd, dat
de boer wel graag wilde weten, welke
de samenstelling was van zyn meel-
mengsels en vooral welk percentage
verteerbaar eiwit dit bevatte .terwijl
het ruwvoer, dat toch altijd de
hoofdschotel vormt van elk rantsoen
aan zy'n aandacht ontsnapte.
Bij het berekenen van voederrant
soenen werden doorgaans de gemid
delde gehalten als maatstaf genomen
en het spreekt wel vanzelf, dat men
dan ook nog al eens een uitkomst
verkreeg, die vry veel van de werke
lyke waarde verschilde.
Wanneer bijv. een partij Productiva
voederbieten, die volgens de rassen-
lijst behooren tot groep 12 (d.w.z.
dat deze ongeveer 12 procent droge
stof bevatten) geschat wordt op een
gehalte van 11 procent droge stof
dan meent men voorzichtig genoeg te
zijn geweest. In werkelijkheid kan
echter het gehalte van bieten uit
groep 12 ook wel slechts 9 procent
bedragen en zoodoende komt men bij
een hoeveelheid van 10.000 kg. bieten
reeds 200 kg. droge stof te kort.
By onderzoek van ruim 2700 hoc!-
monsters bleek het gehalte aan ver
teerbare eiwitstoffen in de drove
stof te schommelen tusschen 2 pro
cent en 13.8 procent. Als men dus hier
bij berekeningen uit zou gaan van
het gemiddelde gehalte, wordt al
weer een groote fout gemaakt ln de
meeste gevallen.
De boer, die hét hooi van verschil
lende perceelen laat onderzoeken
heeft tevens het voordeel, dat hy te
weten komt, welk hooi het eerst
moet worden opgevoerd en hy kan
de beste partij bewaren voor de pe
riode waarin de behoefte aan de
beste bestanddeelen het grootst is,
dus voor het voorjaar.
Voordeel en van ruwvoeder-
onderzoek
1. Een juiste berekening van de
aanwezige hoeveelheid voeder (eiwit
en zetmeel) is mogeiyk.
2. Het opstellen van voederrantsoe-
nen kan deugdeiyker plaatsvinden.
3. Het minder houdbare voer kan
men het eerst vervoeren.
4. Men kan een inzicht krygen om
trent de meer of minder goede me
thode van werken, die is toegepast
Hierbij moeten wy bijv. denken aan
de wijze, waarop werd Ingekuild. Zoo
is men altijd benieuwd of 't product
aan de gemiddelde kwaliteitseischen
voldoet.
Tal van factoren kunnen hierop van
invloed zijn. Bij het inkuilen volgens
de Friesch-Hollandsche methode wil
men wel eens het een of ander toe
voegsel „probeeren". Aan de hand
van een eenvoudige analyse van 'n
monster kan men nagaan, in hoe
verre een volgend jaar precies eender
moet worden gehandeld of dat het
wellicht wenscheiyk is er mee op te
houden.
Bij een Finsche kuil is het van groot
belang den zuurgraad te kennen van
het product: een Finsche kuil met 'n
pH boven de 4.5 moet als mislukt
worden beschouwd. By het onderzoek
kan men tevens een indruk krygen
over de kwaliteit van het gebezigde
zuur of ander materiaal, zooals bijv.
Vitasan.
Bezwaren aan het onderzoek
verbonden
Als bezwaren voert men vaak aanü
1. De monstername is niet gemak-
lyk.
2. Het lastige invullen van vragen-
lysten.
3. De verzending levert moeihjkhe-
den op.
4. Er zyn weer kosten aan verbon
den.
5. Men kan uit een analyse-rapport
toch niet wys worden.
Inderdaad kan een en ander wel
eens wat moeilijkheden opleveren. By
monstername kan men zichzelfbe
driegen, door geen goed gemiddeld
monster te nemen. Wie het juiste
vetgehalte wil weten van de koemelk,
moet niet de room in het monster-
fleschje scheppen en evenzoo moet
men, wil men geen onjuiste voorstel
ling krygen van de samenstelling
zijner voedermiddelen een gemiddeld
monster inzenden.
Vrageniysten invullen valt wel wat
mee, nu men er zoo zachtjesaan
reeds mee vertrouwd is geraakt aller
lei formulieren in te vullen en met
pakjes verzenden is men tegenwoor
dig ook vry goed op de hoogte.
De kosten zyn gering en in verhor-
ding met de voordeelen, die aan ec-i
onderzoek zUn verbonden zelfs on
beduidend te achten.
Dat sommigen uit het analyse-rap
port niet wijs kunnen worden, moge
waar zyn, doch ieder kent wal
iemand, die hem daarbij kan helpen.
Dikwijls zal dat een landbouwonder-
wijzer zijn, een assistent van den
voorlichtingsdienst, een Rijksvee-
teeltconsulent, een Provinciaal vee
voederbureau e.d.
De wijze, waarop het ruwvoeaeron-
derzoek in Friesland is geregeld, is
boven alle lof verheven. Daar heeft
men eenige tientallen stalcontroleurs
ingeschakeld, die den boer bij deze
werkzaamheden behulpzaam zijn en
die van het daarvoor benoodigde
materiaal (monsterboor, vrageniysten
enz.) zyn voorzien Allerlei maatrege
len zijn getroffen om het onderzoek
zooveel mogeiyk te bespoedigen, zoo
dat men den uitslag gauw weet en
het zyn weer de bovengenoemde
stalcontroleurs, die gaarne de boeren
mondeling inlichtingen verschaffen
over de ontvangen analyse-rappor
ten.
Het ware te wenschen, dat in alle
provinciën een inrichting was als het
Laboratorium van den Bond van
Coöperatieve Zuivelfabrieken te
Leeuwarden. Hier wordt uitstekend
werk verricht. J.
Gerst.
Wintergerst wordt hier te lande niet
zooveel verbouwd. Groningen is wel
het voornaamste gebied van de win
tergerst. De rassen Vindicat, Fletu-
mer, Mansholt's II en Vogel's Agaer
loopen weinig uiteen. Een winter-
gerstras met voldoende wintervast-
heid moet nog gevonden worden.
Onder de zomergerstrassen komen
Kenia en Saxonia steeds meer naar
voren, beide, vooral de Kenia zyn
goede brouwgerstrassen. Minder be
langrijke rassen zyn de Mansholt's
2-ryige, en de Goudgerst en de Bigo-
gerst.
Haver.
Hier wint de Adelaarshaver nog steeds
terrein. Deze bersloeg in 1943 53 pet.
van de totale oppervlakte aan haver.
De Zegehaver loopt steeds meer ach
teruit. Vooral voor de kleigronden en
de goede zand- en dalgronden komt
de Binder naar voren, welke ook ge
schikt is voor gescheurd weiland
(stevig stroo).
Fl&mingsgold is een nieuw ras met
beste opbrengst, doch wat slap stroo.
Het kan ook met weinig stikstof
goede opbrengst geven en heeft dan
van de slapte van het stroo geen
last. Zoodoende zal men goed doen,
dit ras te beproeven.
Rogge.
Hier valt weinig nieuws te vermelden.
Zoowel by winter- als zomerrogge
staat de Petkuser nog steeds boven
aan, hoewel op de zwaardere gron
den de Brandt's Marien rogge ook
goed voldoet en daar dan ook uitbrei
ding vindt.
Erwten.
In 1943 trad veel voetziekte in de erw
ten op, speciaal op de Zuid-Westelijke
kleigronden.
Zoowel de Gekruiste extra korte
gr. erwt als de Plukerwt en de Unica
erwt hadden er van te ïyden. Thans
zijn 2 nieuwe rassen opgenomen, de
Erecta en de Parel, beide van het
kweekbedryf van het c&itraal Bu
reau, die weinig vatbaar voor deze
ziekte zyn. Ook de Ronde C.B. is wei
nig vatbaar. De Mansholt Schokker
werd van de hjst afgevoerd, zoodat
thans van de schokkers alleen de
Zelka-schokker in de Rassenlijst is
opgenomen. Minder algemeen ver
bouwd zyn de Capucijners en Rozyn-
erwten, waarvan verschillende rassen
zyn opgenomen.
Aardappelen.
In het sortiment aardappelen is wei
nig verandering gekomen. De Beteka,
een vroege soort, heeft een wat betere
plaats gekregen.
Bij de late aardappels kan men op
merken, dat Zeeuwsche Bonten en
Blauwen vrijwel niet meer verbouwd
worden. Ook de Roodsterverbouw
loopt sterx terug. Niet te verwonde
ren. gezien de minder groote opbreng
sten dan van andere rassen. Beve
lander, Noordeling en Deva.
Vooral in dezen tyd speelt de op
brengst een groote rol, terwyi op de
kwaliteit wat minder wordt gelet.
De verbouw van Eigenheimers,
Bintje, Industrie- en Triumf, is ook
afgenomen.
Wat de fabrieksrassen betreft is de
Ultimus wat vooruitgegaan, ten
koste van de Triumf, Voran, Reoord
en Gloria zijn voor fabrieksverbouw
ook zeer geschikt.
Verder is er nog een keur van nieuwe
en beproevenswaardige rassen, die in
deze algemeen gehouden opzet niet
genoemd kunnen worden. Daarby
zyn er zeker ook, die goede kansen
voor de toeomst maken.
Andere gewassen.
De Rasseniyst brengt verder nog
verschillende goede rassen van ande
re gewassen naar vc-ren, zooals van
veldboonen, stamboonen, vlas, mals,
koolzaad, suikerbieten, voerbieten,
wortelen, knollen, koolrapen, uien
enz., alsmede van groenvoedingsge-
wassen in grassen.
De rasseniyst is verschenen bij de
N.V. Leiter-Nypels te Maastricht en
voor zoover nog voorradig aldaar
verkrygbaar tegen vooruitbetaling;
van 40 cent per exemplaar (postgiro
nr. 37754).