Aardappeibevist
Een paddenstoel groeit altijd op iets. Op
bladeren, takjes of een boomstam. Daarin
zit voedsel voor de paddenstoel. Met zijn
worteltjes die aan de steel vast zitten,
baalt de paddenstoel bet voedsel er uit.
De ondergrond wordt zo langzaam afge
broken. Soms zie je een dode tak liggen
in bet bos, waarop paddenstoelen groeien.
Stfielpzw^rnmetje
Paddenstoelen vind je bijna altijd in de
berfst. Maar de paddenstoel is er wel
bet bele jaar! Hij beet 'zwamvlek'. Een
zwamvlek is een soort schimmel die
bestaat uit een heleboel witte draadjes.
In de berfst groeit uit die zwamvlok
een vrucht. Dat is de paddenstoel. De
paddenstoel is dus de vrucht van de
zwamvlek. In de paddenstoel zitten de
zaadjes, zodat er volgend jaar weer
paddenstoelen komen.
De meeste paddenstoelen staan op een
steel. Op die steel zit een hoed. Er zijn
ook paddenstoelen met een beetje bijzon
dere vorm, bijvoorbeeld de schelpzwam
of de paarse kneopzwam.
Zij breken langzaam de tak af. Op die
manier zijn paddenstoelen opruimers in
de natuur.
De zaadjes die in de paddenstoel zitten,
zijn verstopt onder de hoed. De zaadjes
beten sporen. Bij sommige soorten wer
den de sporen gemaakt tussen plaatjes.
Die paddenstoelen beten plaatjeszwam-
men. Soms worden de sporen gemaakt
in ronde buisjes die onder de hoed zitten:
de buisjeszwammen. Als derde zijn er
buikzwammen, zoals bijvoorbeeld de
aardappelbevist. Ze hebben geen steel en
hoed. Ze zien er uit als een bol. In die bol
worden de sporen gemaakt. Als ze rijp
zijn, barst de wand van de bol epen en
komen de sporen er als een
rookpluim uit. muffil "fi
Zw&rnvlek
18 ZeeuwsLandschap