SU?®: 3;
life
1
Wie de laatste tiid literatuur over de Oosterschelde raadpleegt, krijgt de indruk dat het niet
echt goed gaat: de 'zandhonger' veroorzaakt afnemend oppervlak aan zandplaten, daardoor
is er geringer fourageergebied voor vogels, afnemend areaal schorren, stagnatie van de zee
hondenpopulatie op een vrij laag niveau en afname van zeegrasareaal. Het is wellicht goed
om eens aandacht te schenken aan onderdelen van het systeem die wél profiit trekken van
de Deltawerken. Zoals de zeewieren.
Onderwatergeti idenpoel
met darmwier
Undaria pinnatifi
Chiel Jacobusse
Op het voormalig werkeiland Neeltje
Jans is een natuurontwikkeling op
gang gekomen, waar ongetwijfeld
vanaf het allereerste begin de zeewie
ren deel van uitmaakten. Er is een
grote variatie in milieuomstandighe
den die ertoe heeft geleid dat het aan
tal soorten zeewier op het eiland al
is opgelopen tot meer dan 110, circa
50 van de totale mariene flora in
Zuidwest-Nederland.
Speciaal milieu
Een speciaal milieu werd in 2003
gecreëerd in de vorm van getijden-
poelen binnen de voormalige bouw
put Schaar (waar de pijlers werden
gebouwd). Getijdenpoelen zijn bas
sins die in de getijdenzone gelegen
zijn en die tijdens de laagwaterperi-
ode met zeewater gevuld blijven; ze
vormen daarmee een speciaal milieu
dat niet alleen afwijkt van het droog
vallende getijdengebied, maar ook
van het sublittoraal - bijvoorbeeld
door sterkere belichting en grotere
temperatuurfiuctuaties. Ze kunnen
daarom een speciale fauna en flora
ontwikkelen.
De nieuwe poelen op Neeltje Jans
bevinden zich op een restant van
één van de centrale dammen in de
bouwput, vlak tegenover Waterland.
De vier poelen bevinden zich op ver
schillende hoogtes in de getijdezone;
ze zijn ieder ongeveer 600 of 1200
vierkante meter in oppervlak en 70
tot 100 centimeter diep. De comparti
menten zijn voorzien van waterdicht
doek, de wanden bekleed met breuk
steen, de bodem met een mengsel
van Vilvoordse zandsteen en basalt.
Ten behoeve van de bezoekers is elk
van de poelen voorzien van een over
de hele lengte of diagonaal lopende
drijvende steiger.
Verzamelen
Vanaf het begin van de aanleg (zomer
2003) is de ontwikkeling van de
zeewiervegetatie regelmatig gevolgd.
Doel van het onderzoek was om vast
te stellen hoe soorten elkaar opvolg
den door de tijd. waar mogelijk een
\T'i'
i x V V I
14
onderscheid makend tussen gewone
seizoensvariatie en echte successie.
Ook de verschillen tussen de poelen
onderling werden genoteerd. Deze
verschillen hangen uiteraard vooral
samen met de hoogte die de poelen
innemen in de getijdenzone. De zee
wieren werden alleen verzameld van
de wanden van de poelen, voorzover
ze gedurende de laagwaterperiode
onder water bleven op de gedeeltes
die droogvallen komen andere soor
ten voor, vooral blaaswier (Fucus
vesiculosus), knotswier (Ascophyllum
nodosumen hogerop verschillende
soorten darm wier Enteromorpha en
Blidingia soorten). De drijvers van
de steigers zullen op korte termijn
ook een eigen type begroeiing gaan
dragen, die wellicht iets afwijkt van
die op de wanden en bodem van de
poelen - het is als het ware een per
manente waterlijn, te vergelijken met
de situatie in stagnant water.
Het aantal soorten dat tot nu toe is
waargenomen overtrof de verwach
tingen: bijna 70 soorten zeewieren
werden verzameld tussen augustus
2003 en juni 2005. Er waren daarbij
ongeveer gelijke aantallen van de
drie hoofdgroepen: groenwieren,
bruinwieren en roodwieren. De hoe
veelheden van elk liepen sterk uiteen:
gedurende het grootste deel van het
jaar waren de bodem en de kanten
van alle vier poelen bijna volledig
bedekt met zeesla (Ulva).
Verschillen tussen de vier poelen
werden gedurende de ontwikkeling
ZeeuwsLandschap