^21
doosjes, wat duidt op een succesvolle broedval,
gevolgd door een hevige concurrentie om voedsel
en ruimte tussen de individuen. Dan hebben we
ten slotte nog concentraties van losse kleppen en
fragmenten, die duiden op verspoeling van schel
pen in geulen of afzetting op droogvallende pla
ten. Schelpen die chaotisch verspreid liggen, zon
der ook maar een enkele ordening, zijn meestal
verplaatst bij de graafwerkzaamheden.
Er leven in het waddenmilieu maar een paar
schelpdieren. De supergrote strandgaper en de
gladde platte slijkgaper vallen het meest op. Het
zijn dé schelpen van het waddenmilieu. Natuurlijk
zijn daar ook de geribde schelpen van de kokkel,
de roze nonnetjes en de blauwe mossels. De schel
pen zijn alle goed geconserveerd en je zou niet
zeggen dat ze al meer dan tweehonderd jaar oud
zijn.
Brakwater
In het uitgezeefde fijne schelpenmateriaal werden
veel exemplaren van de opgezwollen brakwaterho
ren gevonden. Hij lijkt veel op het bekende wad
slakje, maar heeft veel bollere windingen. Dit
schelpdiertje leeft in brak water en zal vermoede
lijk geen inwoner van de toenmalige zeearm zijn
geweest, noch van het kreekrestant in de polder.
Na de inpoldering werd het water hier volledig
zoet. De gedachte is dat de soort in het licht brak
ke uitwateringskanaal leeft en dat de horentjes
met het daar weggegraven zand zijn meegekomen.
Veel exemplaren zijn nog relatief vers, hetgeen die
aanname ondersteunt.
het Eoceen (36-53 miljoen jaar geleden). Het blijkt
echter dat die soorten er nauwelijks voorkomen.
Dat hoeft ook niet te verbazen, want ze dringen
evenmin talrijk in de Westerschelde door. Naar de
zware 'Zwinkokkel' is dus vergeefs gezocht. Toch
waren er in het door water makkelijk transporteer
bare materiaal fragmenten van een bekende eoce
ne penhoren te ontdekken. Het is verrassend om
schelpjes van miljoenen jaren oud naast hun verre
verwanten uit de Gouden Eeuw aan te treffen.
Fossiele penhoren
in de Sophiapolde
(Alice Krull)
Noordzeeschelpen
Wat er aan natuurlijk aanspoelsel op het Zeeuws-
Vlaamse Noordzeestrand is te vinden, komt in veel
lagere concentratie ook in het zand van de
Sophiapolder voor. Het is opvallend dat haast geen
van die schelpen een verse indruk maakt, de
meeste zijn zelfs sterk verweerd. In het laatste
geval zijn ze ondoorschijnend en soms bruin of
zwart verkleurd. Het karakter van die schelplading
stemt overeen met die van het Zeeuws-Vlaamse
strand van vóór de periode van de strandsupple-
ties. De suppleties hebben het beeld van het
natuurlijke aanspoelsel volledig weggevaagd door
de overdaad aan recente of fossiele schelpen, en
niet te vergeten de fossiele haaientanden. In de
Sophiapolder ontbreken natuurlijk de recent geïn
troduceerde soorten, waarvan we onder andere
Amerikaanse boormossel en Japanse oester kunnen
noemen.
Zwinfossielen
Een ander belangrijk doel van de inventarisatie
was het vinden van de bekende Zwinfossielen uit
Tijdelijke vindplaats
Met de resultaten van de inventarisatie is de ont
gronding van de Sophiapolder als een interessant
gebied voor (amateur-) geologen en schelpenverza
melaars op te vatten. Het bleek een buitenkans om
in die korte periode van inrichten kennis te kunnen
maken met de levensgemeenschappen van weleer.
De provinciale werkgroep 'Natuurontwikkeling' is in
zijn rapportage helder over de toekomst van dit
natuurherstelproject: "het gebied leent zich niet voor
vrije toegang in verband met het open karakter;
betreding brengt een grote verstoring met zich
mee". Na de inrichting wordt het natuurgebied over
gedragen aan Het Zeeuwse Landschap en zal het
hooguit beperkt opengesteld worden. Er staan heel
wat doelsoorten, bijzondere planten en dieren, op
het verlanglijstje van de genoemde werkgroep. De
'vogelplas' van de Sophiapolder maakte in een vroeg
stadium al duidelijk dat het de goede kant opgaat!
Ir. H.J. Raad is bestuurslid van de Werkgroep
Geologie van het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen.