de oprichting en start van de slavenkas te
zlerikzee
door Huib Uil
De Slavenkas, een nog steeds bestaande instelling in Zierikzee, spreekt nog
immer tot de verbeelding. Vanwege zijn intrigerende naam in combinatie met de
plaats van vestiging roept dit fonds als vanzelf vragen op naar de herkomst en
betekenis. In dit artikel worden de oprichting en de start belicht.
Zierikzee en de Barbarijse zeerovers
In de loop van de eeuwen heeft Zierikzee een belangrijk aandeel gehad in
de internationale koopvaardij. Vanaf de middeleeuwen had de stad een grote
reputatie opgebouwd als handelsstad. In de tweede helft van de 16de eeuw had
Zierikzee met zware tegenslagen te kampen. Over water was de stad minder
gemakkelijk bereikbaar geworden door verzanding van de Gouwe, het water dat
Schouwen scheidde van Duiveland. Door het zware, negen maanden durende
beleg van Zierikzee door de troepen van de Spaanse koning (1575/1576) werd
alle handel lamgelegd. De stad herstelde zich aanvankelijk moeizaam. Na het
graven van een nieuw havenkanaal naar de Oosterschelde (1597-1599) kreeg
Zierikzee echter opnieuw de beschikking over een grote vloot koopvaardij- en
vissersschepen.1
In de 17de eeuw was de handelsvloot weliswaar niet gelijk aan die van de andere
grote Hollandse en Zeeuwse steden, maar toch waren er belangrijke handels
contacten. Zo voeren de Zierikzeese schepen naar het Middellandse zeegebied.
De vaart daarheen werd ernstig bemoeilijkt door kapers, die vanuit Barbarije
opereerden. Onder Barbarije werd verstaan het deel van Noord-Afrika waar thans
Marokko, Algerije, Tunesië en Libië zijn gelegen. Van de aldaar gelegen steden
was die van Algiers de belangrijkste. Van hieruit opereerden de kapers, die ook
wel als zeerovers werden aangeduid. De kaapvaart geschiedde echter langs
legale weg, zoals ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in tijden
van oorlog kaperschepen uitrustte om de vijand te verzwakken.2
Detail uit de 'Nieuwe Kaart van Africa', in: Benjamin Bos/na, De geographische onclerwyzer,
Amsterdam 1765.
19