HIER HEERST ORDE
Gemeenteveldwachters op Schouwen-Duiveland
door Albert L. Kort
Inleiding
Het woord 'veldwachter' roept bij velen onder ons herinneringen op aan de
eertijds zo populaire televisieserie 'Swiebertje', waarin de gelijknamige per
soon voortdurend in de clinch lag met 'Bromsnor', die als veldwachter het wet
tig gezag vertegenwoordigde. Terwijl 'Swiebertje' de ongebondenheid van het
vrije leven symboliseerde, stond 'Bromsnor' voor alles wat met onkreukbaarheid,
stiptheid en netheid te maken had. Getooid in het uniform van een gerechtsdie
naar en bewapend met een sabel en een zakboekje stond hij voor de niet gerin
ge opgave om de orde op het platteland te handhaven.
Nu is het duidelijk dat een beeld, zoals dit in een tv-serie wordt gepresenteerd,
weinig te maken heeft met de historische realiteit. Daarvoor is het immers te zeer
gekleurd én al te veel aangepast aan de publieke smaak. Wie de moeite neemt
de archieven van de gemeenten en die van de provincie door te spitten, komt al
spoedig tot de conclusie dat de meeste veldwachters in de verste verte niet vol
deden aan het 'Bromsnor-profiel'.
In dit artikel gaan we na waaruit de plichten van de veldwachter zoal bestonden.
Waarom functioneerden vele veldwachters in de ogen van de autoriteiten niet
naar behoren? Welke maatregelen troffen de autoriteiten om verbetering in deze
situatie te brengen? Sorteerden deze maatregelen het gewenste effect? Alvorens
we deze vragen kunnen beantwoorden, moeten we eerst een paar woorden wij
den aan de geschiedenis van de veldwacht in Nederland.
Openbare orde: politie en veldwacht
Tot de Franse tijd was het in de meeste dorpen de schout, die belast was met de
handhaving van de openbare orde. Hij waakte tegen wetsovertredingen, spoor
de strafbare feiten op, deed daarover met de schepenen uitspraak en legde boe
tes op. Leiding van het onderzoek en de ordehandhaving waren in één hand.
Het aantal politieambtenaren was gering. Van een preventieve politie was geen
sprake, het eigenlijke politiewerk werd uitgevoerd door leden van de plaatse
lijke schutterij of nachtwacht. Met de Franse Revolutie veranderde er het een en
ander. Het gemeentebestuur kwam vanaf 1795 in handen van een maire (burge
meester) en in 1810, nadat ons land was ingelijfd door Frankrijk, cleed de veld
wachter ('garde champêtre') zijn intrede. Werd de handhaving van de orde in de
steden van het land toevertrouwd aan 'agenten en dienaren van politie', in de
dorpen waren het de veldwachters die hiermee werden belast.
Na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid in 1813 kwam er wei
nig verandering in deze situatie. De schout, later burgemeester bleef het hoofd
van de politie en de gemeenteveldwachter werd op zijn voordracht door de
Gouverneur (vanaf 1851 de Commissaris van de Koning(in)) benoemd. De
Zeeuwse veldwachters waren tot 1851 in twaalf brigades verenigd. Zierikzee
en de Duivelandse gemeenten Ouwerkerk, Nieuwerkerk, Oosterland en
Bruinisse behoorden tot de derde brigade, terwijl de gemeenten op Schouwen
(Brouwershaven, Bommenede, Zonnemaire, Dreischor, Noordgouwe, Kerkwerve,
Duivendijke, Serooskerke, Renesse, Noordwelle, Eikerzee, Ellemeet, Burgh en
5