Op commercieel terrein
Voor nieuwbouw en bijkomende kosten was geld genoeg in kas. Het totale inleg
gerstegoed was per 1 januari 1963 gestegen tot bijna zes miljoen gulden. Het spaar
overschot bedroeg 137.000 gulden en men telde een winst van 43.500. Nu was
een sterke positie van de bank geen overbodige luxe, want de concurrentie lag op
de loer. Een artikel in het Financieel Dagblad bevestigde het vermoeden van
commissaris Doeleman dat de handelsbanken zich steeds nadrukkelijker interes
seerden voor de spaargelden. In het jaarverslag van de Nutsspaarbank Vlissingen
werd dit bericht zelfs geciteerd. Dus waarom zouden omgekeerd de spaarbanken
zich niet op het terrein van de commerciële banken gaan begeven? Soms kwam
de concurrentie uit wel heel onverwachte hoek. Zo meldde de thesaurier dat hij
zich tijdens een bezoek van de directeur van de Middelburgse Nutsspaarbank had
laten overdonderen door diens mededeling dat hij alle notarissen in Zeeland had
aangeschreven dat ze in Middelburg hypotheken konden laten afsluiten tegen de
aantrekkelijke rente van 4,75 procent. In tweede instantie had hij directeur Volp
van de Middelburgse zusterbank gebeld om te zeggen dat hij het toch niet erg kon
waarderen dat hij onder Zierikzeese duiven schoot. Volp zag dit uiteindelijk wel in
en beloofde dat hij op Schouwen-Duiveland geen hypotheken zou afsluiten dan
na overleg met de Zierikzeeënaren.
Men dacht zelf ook aan mogelijkheden de service aan klanten te verbeteren, voor
al op het moment dat men weer in het nieuwe pand zou zitten. Via folders en
advertenties wilde men alvast nieuwe diensten als reisdeviezen, verhuur kluis-
loketten en de aan- en verkoop van effecten voor klanten onder de aandacht
brengen. Doeleman bepleitte ook de mechanisering van de administratie. Hij her
innerde aan het gezegde van de directie in Ede dat de Nutsspaarbank juist als
bank van de kleine man zijn klanten snel moest kunnen helpen.
Niet veel later, najaar 1963, volgde het bericht van de Nederlandse Spaarbankbond
dat men na overleg met De Nederlandsche Bank wilde nadenken over de moge
lijkheid van persoonlijke leningen. In Zierikzee reageerde men sceptisch en men
besloot er voorlopig niet aan te beginnen. De Spaarbankbond was ook met het
voorstel gekomen om een 'Beleggingsfonds voor Spaarders' op te richten, zodat
men bijvoorbeeld kon beleggen in aandelen Robeco, in kleine coupures natuurlijk.
Zelf kocht men obligaties en effecten via Koole's Bank Zn, maar verreweg het
meeste geld werd, als voorheen, belegd in hypotheken, of men zette het uit bij
collega-bankiers zoals de Rotterdamse Bank. Laatstgenoemde bank schoof op
haar beurt soms grotere hypotheekaanvragen door naar de Nutsspaarbank. Zij
waren niet geïnteresseerd in kredietverlening voor de langere termijn. Eind 1963
kreeg de Nutsspaarbank op die manier een redelijk forse hypotheek van een
plaatselijk modehuis toegeschoven, die 'hun toch al moderne winkelpand verder
willen moderniseren en vervolmaken'.
Om een renteverhoging van een half procent kon men in 1964 niet langer heen.
De Raiffeisenbank in Bruinisse had al verschillende klanten weggetrokken. De
hoogste rente zou dan op 4 procent komen, maar voordat het zover kwam, wilde
men voor de zekerheid eerst contact opnemen met de Raiffeisenbank in Zierikzee
om te horen wat zij van plan waren. Zelf ontving men bij Koole's Bank over te
goeden in rekening-courant 3,5 procent rente tot een maximum van 100.000 gulden.
De hypotheekrente daarentegen lag gemiddeld op 5 procent, en ook de staats
obligaties deden medio 1964 5 procent. Uiteindelijk bleken de meeste Raiffeisen-
banken, waaronder die in Zierikzee, de rente voor direct opvraagbare tegoeden
132