DE ROOMPOT GEZONKEN IN DE ROOMPOT
Achtergronden en nasleep van de ramp met een
Zierikzeese Oostindiëvaarder
door J.H.F. Schwartz
In de zomer van 1993 maakten twee Belgische duikers bekend dat zij het wrak
van de Zierikzeese Oostindiëvaarder Roompot gevonden hadden. Trots lieten zij
de toegestroomde provinciale en landelijke pers de opgedoken vondsten zien,
met de scheepsbel als hun grootste relikwie. Echter, niet alleen de zeebodem,
ook de archieven verbergen nog vele niet eerder ontdekte gegevens over deze
scheepsramp. Sporen die met enige kennis van de negentiende-eeuwse over
heidsinstellingen zo voor het opduiken liggen, en waaruit blijkt dat deze ramp,
naast de directe slachtoffers, ook de nodige gevolgen had voor het functioneren
van enkele andere betrokkenen.
Proloog
Toen de lezers van de Zierikzeesche Courant op 29 juni 1853 de woensdagse edi
tie van die week opensloegen, lazen zij in de 'zeetijdingen' dat het Zierikzeese
fregat Roompotvanuit het Verre Oosten onderweg naar Nederland, op 6 mei vei
lig voor een tussenstop was aangekomen bij het eiland Sint Helena, midden in de
zuidelijke Atlantische Oceaan. Op het moment dat menige Zierikzeeënaar dit
geruststellende bericht las waren de bemanningsleden van dit schip echter op
nog geen twintig kilometer afstand in een ware doodsstrijd gewikkeld. Het fregat
was namelijk diezelfde middag, bij het naderen van de monding van de
Oosterschelde, vastgelopen op de gevaarlijke Noorderrassen. Bij het verlaten van
het schip in de zware branding vonden drie opvarenden de dood. Het wrak van
het schip sloeg later tijdens de vloed op drift en zonk uiteindelijk voor
Vrouwenpolder, in het vaarwater dat zijn naam ooit aan het fregat gegeven had:
de Roompot.
De bouw
De Roompot was één van de Oostindiëvaarders die de periode van korte maar
hevige bloei van de Zierikzeese handelsvloot in de negentiende eeuw meemaak
te. Tussen '1838 en 1857 bouwden twee scheepswerven aan beide zijden van de
haven maar liefst zevenentwintig zeeschepen. Die bloei was voornamelijk te dan
ken aan de stimulerende economische maatregelen van koning-koopman Willem
I in de vorm van de Nederlandsche Handel Maatschappij (NHM). De NHM was
verplicht voor het vervoer van Indische produkten gebruik te maken van
Nederlandse schepen en garandeerde de reders jaarlijks twee thuisreizen uit de
Oost legen een vaste prijs. Op deze aantrekkelijke voorwaarden lieten de
scheepseigenaren vele schepen bouwen, zodat na verloop van tijd overcapaciteit
ontstond. Toen verlaging van de vrachtprijzen de bouw niet stopte, besloot de
NHM op 18 juni '1841 een 'beurtlijst' vast te stellen, waarop alle op dat moment in
de vaart en in aanbouw zijnde Nederlandse schepen vermeld werden. Voortaan
zouden alleen die schepen voor bevrachting in aanmerking komen, nieuwe sche
pen hadden het nakijken.1
45