gewijd, verklaarde de graaf de collatie en de presentatie te bezitten en op grond
daarvan een verzoek aan de aartsdiaken te zullen richten om de nieuwe priester
te benoemen. De graaf had de ambachtsheren van de parochie hierbij betrokken
en zij zullen voordien de electie hebben verzorgd.
Van de kerk van Ellemeet is noch het patrocinium, noch de tijd waarin zij werd
gesticht of de naam van de stichter bekend. Zij was een dochter van Eikerzee. Na
de afsplitsing van Eikerzee en Ellemeet bleef Brijdorpe met Klaaskinderkerke en
Looperskapelle nog enige tijd een parochie vormen. De kerk van
Klaaskinderkerke, gewijd aan Sint Nicolaas, werd aan het eind van de dertiende
eeuw op initiatief van de ambachtsheren gebouwd. In Looperskapelle moet oor
spronkelijk een kapel hebben gestaan die vóór 1328 tot parochiekerk werd ver
heven."
De kerk van Kerkwerve werd nog vóór 1150, maar waarschijnlijk na die van
Brijdorpe gesticht. De zielzorg werd verdeeld over twee pastoors en de electie
van deze heren lag in de veertiende eeuw in handen van leken. In '1326, toen
één van de twee plaatsen vrij kwam, probeerde de graaf een eigen kandidaat te
laten verkiezen. Dit lukte aanvankelijk niet, maar wel had hij de bezitters van de
andere plaats er toe kunnen overhalen hun deel van de ghifte van der kerke aan
hem te geven, zodat hij daar zijn kandidaat kon benoemen. De ambachtsheren
bezaten (of claimden) in dit geval dus niet alleen de electie, maar ook de ghifte
of collatie van de kerk en stelden zich dus duidelijk op als de patronen van de
kerk. Evenals in Brijdorpe zal de stichting van deze kerk een initiatief van cle
ambachtsheren zijn geweest in nauwe samenwerking met de abdij van Sint Baaf.
De graaf van Holland heeft hier dus pas in de veertiende eeuw invloed op de
benoeming gekregen.
Van Kerkwerve werden de kerken van Duivendijke, Nieuwerkerke en
Rengerskerke afgesplitst. Die van Duivendijke in de dertiende eeuw waarschijn
lijk het eerst. Zij was gewijd aan Sint Maarten en dit zou op betrokkenheid van
de bisschop bij de stichting kunnen wijzen, maar daarvan bestaat verder geen
bewijs. In de veertiende eeuw speelde de graaf van Holland een rol bij de ver
vulling van het priesterambt van deze kerk. Over de bezetting van deze vacature
was een conflict ontstaan en de graaf gaf opdracht aan de baljuw van Zeeland
om de dos van de kerk over te dragen aan de deken van Schouwen. Deze moest
uit de opbrengst de dienstdoende (tijdelijke) pastoor betalen. Een deel werd
bestemd voor de bisschop en het restant bleef onder beheer van de deken om
als de twist was beslist ter beschikking te komen van de geestelijke die in de
vacature werd benoemd. Het ingrijpen van de graaf in de bestemming van de dos
bestempelt hem tot de collator van de kerk. De twee partijen die streden om cle
electio van de nieuwe pastoor moeten de ambachtsheren en de graaf zijn
geweest. Van Duivendijke werd nog de kerk van Brouwershaven afgesplitst.
De graaf van Holland heeft zich dus vrij intensief bemoeid met de benoeming
van de pastoors van de nieuwe kerken in dit gebied, hetzij vanaf de stichting,
hetzij later. Of hij dit ook in het westelijk deel van het eiland deed is niet
bekend. Er is trouwens zeer weinig bekend over de vorming van de parochies
aldaar. De kerk van Burgh werd mogelijk nog aan het eind van cle elfde eeuw
van die van Haamstede afgesplitst, gevolgd vóór het eind van de twaalfde eeuw
door Renesse, Welland en Kouclekerke. Over de stichters ontbreken vrijwel alle
gegevens. De kerk van Kouclekerke zou aan Sint Maarten gewijd zijn wat op
betrokkenheid, van de bisschop zou kunnen wijzen, maar dat is geenszins zeker.
16