Bedeelden in Zierikzee in de negentiende
eeuw
Armenzorg voor bedeelden van elders voor en na de
armenwet van 1854
door Giel Timmermans
Inleiding
In de ideale staat zouden wetten overbodig zijn. Door geleverde individuele
inspanningen zou de bevolking tot een samenleving kunnen uitgroeien indien de
economische omstandigheden en het culturele klimaat dit zouden toelaten. Zo'n
staat bestond aan de vooravond van de Bataafse Republiek echter niet: in 1795
waren de economische omstandigheden en de mede daaruit voortvloeiende
sociale verhoudingen van dien aard, dat het niet verwonderlijk is dat op 15 juli
1800 een publicatie verscheen "houdende eene wet voor het Armenbestuur over
de geheele Republiek."
Tot het optreden van de liberaal Fock in 1870 bleef wat het aspect van de armen-
wetgeving betreft het deerniswekkende juridische heen- en weerschuiven van
nooddruftigen bestaan dat steeds weer draaide om de vragen: wie betaalde welke
bedeling voor welke arme. In ambtelijke taal: tot 1818 bekend als de problema
tiek rond de akten van indemniteit, daarna spreekt de wet van het domicilie van
onderstand. Deze wet bepaalde dat een behoeftige kon delen in de algemene
onderstand van zijn of haar geboorteplaats. Als iemand in een andere gemeente
vier achtereenvolgende jaren had gewoond en de verschuldigde belastingen daar
had voldaan, kon die gemeente diens geboorteplaats vervangen met betrekking
tot de mogelijkheid algemene onderstand te krijgen; die gemeente werd dan het
nieuwe domicilie van onderstand. Ook in de armenwet van 1854 is het uitgangs
punt dat de geboorteplaats het domicilie van onderstand is.
Akten van indemniteit komen het eerst voor in Holland vanaf 1682. De Staten
bepaalden dat de plaats van herkomst na een éénjarig verblijf van vroegere inge
zetenen in een andere stad niet meer gehouden was hen in geval van armoede
"te praesteren die officien der barmhartigheyt, die deselve aan de ingesetenen
gewoon zijn te laten genieten."1 Deze resolutie werd er de oorzaak van dat veel
stadsbesturen de vestiging van armen of toekomstige armen trachtten te voorko
men. Door het ontbreken van nationale wetgeving ontstonden tussen wereldlijke
en kerkelijke overheden van steden grote verschillen in het gebruik van deze
akten.
In dit artikel is de vraagstelling: hoe functioneerden de regelingen met betrekking
tot het domicilie van onderstand bij het nakomen van de bepalingen van de
armenwetten van 1818 en 1854 door de instellingen voor armenzorg in Zierikzee.
Hierbij zal de meeste aandacht uitgaan naar de Hervormde Diaconie tijdens de
jaren 1848 en 1862. Voor een goed begrip geef ik ook een beeld van de sociaal-
economische situatie in Zierikzee tijdens de negentiende eeuw.
67