De schildersfamilie Dingemans te Westenschouwen
Het begin van de twintiger jaren
door Waalko Dingemans
„Kijk. daar is die schildersfamilie Dingemans ook weer meegekomen", een opmerking die
ik als klein kind opving bij het aanmeren van de Zierikzeese boot in de haven van Zierikzee.
In het begin van de jaren '20 kon dat gebeuren. Twee keer per week voerde de Zierikzeese
boot passagiers en stukgoederen uit Holland aan en dat lokte altijd weer een flinke groep
inwoners naar de kade: nieuwsgierigen, omwonenden en zij die passagiers kwamen afhalen
of een min of meer bijzondere lading verwachtten. Vragen en antwoorden over de lading
vlogen al over en weer nog voor de boot goed en wel vastlag. Een drukte van belang!
In de zomers van 1920 tot en met 1924 reisden we heen per boot. Het waren zomerse da
gen, meestal nog in juni, met lange avonden. Voor de terugreis, in de eerste dagen van sep
tember, gebruikten we de R.T.M. Op de heenreis hoefden we alleen maar de fietsen en voor
ieder een tas of rugzak mee te nemen. De rest werd vooruitgestuurd met Van Gend Loos.
Ik gebruikte het woord „reizen". Nu, het waren reizen! Eerst met een, in mijn ogen, prach
tige stoomboot van Fop Smit vanaf Gorinchem naar Dordrecht, feestelijke boten met enor
me schoepraderen aan bak- en stuurboord. Alles wit geschilderd! In Dordrecht was er ruim
tijd om de Zierikzeese boot op te wachten, die van Rotterdam moest komen. Omstreeks ze
ven uur 's avonds voeren we dan die lange haven van Zierikzee binnen. Dat duurde zeker
een half uur. Voor het binnenvaren hadden we nog genoten van het onvergetelijke silhouet
van de stad. Het prachtige zonlicht van de late namiddag in zomertijd deed de vergulde
Neptunus op de stadhuistoren en de andere windwijzers op poorten en kerken schitteren.
Het warme licht gaf aan de oude rode daken van de dicht tegen elkaar aanleunende huisjes
en huizen glans en gloed.
Dat ik eraan terugdenk is toch wel een bewijs van de ongemeenheid van het gebeuren. Ik
was per slot een jongetje van nog maar zeven jaar en voor mij was het de eerste indrukwek
kende kennismaking met wat ik daarna door de jaren heen intens zou beleven als de bijzon
derheid van het Zeeuwse licht.
Na aankomst in Zierikzee moesten wij (mijn broers Frans1) en Piet2), mijn moeder en het
kindermeisje) naar Westenschouwen fietsen. De dijk langs de inlagen betekende het begin
van de ontdekking van het eiland Schouwen. Massa's vogels vlogen op en neer en af en aan,
begeleid door alle geluiden die honderden kokmeeuwen, scholeksters, bergeenden en ande
re soortgenoten met elkaar kunnen maken.
Anders dan nu zouden de vogels en de meeuwen ons in die jaren altijd vergezellen: op het
strand, in de duinen of op de dijk.
Bij de Heerenkeet moesten we te voet het steile stuk weg af en verderop weer naar boven,
naar de zeedijk. Daar was weer dat wonder van licht en stilte: de zilveren en paarlemoeren
vonken op het wijde water en de in de wolkenloze hemel hangende zon, groot en rood door
de naderende kim.
Links, over het water, was er tot onze verbazing opnieuw dat prachtige silhouet van Zierik
zee en rechts op de dijk stond een vreemde, ruïne-achtige toren, temidden van enkele klei
ne huisjes. In die richting moesten wij verder.
101