DE STICHTING VAN HET FORT EN DE KERK VAN BATH DE STICHTING VAN HET FORT EN DE KERK VAN BATH Thomas H. von der Dunk Inleiding De Republiek der Verenigde Nederlanden beschikte van oudsher over een vesting op elk van beide oevers van de Schelde beneden Antweipen, Lillo op de rechter, en Liefkenshoek op de linker. Ingevolge het verdrag van Fontainebleau dat op 8 november 1785 met keizer Jozef II als landsheer van de Zuidelijke Nederlanden gesloten werd, zag de Staten- Generaal zich genoodzaakt om deze te ontruimen en aan de Oostenrijkers over te dragen. Binnen zes weken na de sluiting van het definitieve tractaat diende de overdracht plaats te vinden, wat tenslotte op 12 en 13 februari 1786 zou gebeuren. Omdat de Republiek haar zuidelijke grens niet onbeschermd wilde laten, was al spoedig besloten om iets verder stroomafwaarts op de noordelijke oever van de Westerschelde een nieuw fort met bijbehorende militaire nederzetting te stichten: Bath". Flet nieuwe fort zou niet alleen van kazernes voor de soldaten, woningen voor de officieren, en depots voor wapenvoorraden worden voorzien. Tevens werden er de douanekantoren van de Admiraliteit ondergebracht, terwijl zich ook winkeliers en herbergiers binnen de wallen vestigden. Zo rees al snel de behoefte aan de bouw van een eigen kerk2'. Het plan dat daarvoor vervaardigd werd, zou niet tot uitvoering komen, zodat de nieuwe hervormde gemeenschap zich veel langer dan gepland met een noodonderkomen behelpen moest - bijna veertig jaar lang, tot in de dagen van Koning Willem I. Over het ontstaan en de allereerste jaren van Bath, de periode waarin men nog de illusie had spoedig over een volwaardig bedehuis te zullen beschikken, gaat het navolgende opstel. Het begint bij het begin. De stichting van het fort Het is nog voor de sluiting van het verdrag van Fontainebleau dat, op de 17de oktober van het jaar 1785. de Staten-Generaal aan de Raad van State de opdracht geeft om zo spoedig mogelijk één of meerdere forten te doen construeren op de daartoe meest geschikt bevonden locaties op onomstreden grondgebied van de Republiek, opdat het mogelijk zou zijn om de Schelde in geval van nood af te sluiten31. Tegelijk wint de Staten-Generaal ook het advies in van de betrokken Admiraliteitscolleges, en komt op grond daarvan al op 7 november tot de conclusie, dat "zoo spoedig mogelijk een bekwaam fort zoude behooren te worden aangelegt, aan de zoogenaamde Badsche kade op den Eilande Zuijd Beveland", met een kantoor waar in het vervolg ook van alle passerende schepen de in- en uitvoerrechten geheven zouden kunnen worden, gelijk tot dusverre in Lillo was gebeurd41. Omdat het natuurlijk niet mogelijk was om in de korte tijd die voor ontruiming van Lillo en Liefkenshoek ter beschikking stond dit nieuwe fort in Bath met het bewuste kantoor, alsmede de nodige woningen voor de admiraliteitsbedienden, te voltooien, moest de tolinning zolang met behulp van een paar schepen gebeuren, die even buiten het haventje van Bath zouden worden gestationeerd51. Directeur-Generaal van 's Lands Fortificatiën C. Dumoulin, intussen door de Raad van 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 41