DE STICHTING VAN HET FORT EN DE KERK VAN BATH Pas vijf maanden later zou toeziend ingenieur Van Hooff in Bath terugkeren, en na geconstateerd te hebben dat de bouwsels vorst en ijs naar behoren hadden doorstaan, kon de aannemer zijn werk vervolgen4"'. Op het laatst van 1788 zijn zij dan eindelijk naar behoren gereed471. Twee jaar later zou men overigens overwegen om de provoost, die vanwege de voor gevangenis en vergaderkamers gereserveerde ruimtes als woonhuis voor de dienstdoende kapitein veel te klein bleek, tot woning voor de magazijnmeester te bestemmen. Op een andere plek binnen het fort werd een nieuwe commandants woning met provoost geprojecteerd, waarvoor de landsfabriek het bouwplan leverde en waarin tevens kolenbergplaats en brandspuit werden ondergebracht. De plattegrond van het ontwerp ervoor is bewaard gebleven, en het plan moet op een gegeven moment ook zijn uitgevoerd blijkens de daarmee corresponderende opmetingstekening van de commandantswoning uit 185248'. Afgaand op dit laatste blad ging het om een eenvoudig huis met hoge schildkap en twee forse hoekschoorstenen. Ook de particuliere bebotiwing van Bath schrijdt gestaag voort. Cornelis Roelands krijgt nog voor de jaarwisseling toestemming om in zijn nieuwgebouwde huis zijn herberg te beginnen, en daartoe de nodige drank in te slaan, waarvoor overigens ook een zekere Christiaan Cant permissie ontvangt, in combinatie met het drijven van een winkel en een slagerij. Van andere personen die zich in deze wintermaanden in Bath komen vestigen, is minder duidelijk wat zij er komen doen49'. Fort Bath, Admiraliteitsgebouw. Tekening van J.Bulthuis, circa 1790. RAZ, Zelandia Illustrata 11-1636. Kayser en De Freijtag gaan derhalve ter plekke na wat er zoal nodig is voor de bestrating van straten, de aanleg van waterleidingen en voor het planten van bomen op de wallen. Tevens formuleren zij enige regels voor de bouw van dergelijke woningen, die op 6 maart 1788 door Gecommitteerde Raden worden goedgekeurd. Zo moeten de huizen zonder 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 49