T.H. VON DER DUNK fort is een vierkant plein ontworpen, met aan de zuidzijde de toekomstige hervormde kerk, die hier als een rechthoek is ingetekend. Rondom het plein zijn vier gesloten bouwblokken gedacht, bestaande uit een aaneenschakeling van afzonderlijke woningen voor admiraliteitsambtenaren en particulieren, en elk blok met een reeks van tuintjes in het midden. Daaromheen zijn enige langwerpige gebouwen ontworpen; in het westen de twee kazernes met aangrenzende paviljoenen voor de officieren, in het zuiden en oosten verblijven voor bedienden en privepersonen, en in het noorden is één van de beide ingetekende blokken voor het arsenaal, de hoofdwacht en woning voor de commies gereserveerd. Het huis van de majoor had nog geen plaatsje gevonden, maar deze zou op een latere kaart, waarop daarentegen van de commieswoning geen sprake meer was, in hetzelfde complex worden ondergebracht141. Het enige door Dumoulin in de opsomming in zijn begeleidende brief genoemde gebouw waarvoor De Freijtag nog geen voorlopige begroting had gemaakt, was, afgezien van de particuliere woningen waarvan de realisering aan de belanghebbenden zou moeten worden overgelaten, de kerk. De Raad van State stuurt de kaart met het geprojecteerde fort om commentaar naar Gecommitteerde Raden van Zeeland op151, terwijl de Staten-Generaal een paar dagen later definitief het besluit neemt om tot de aanleg van een fort te Bath over te gaan ea daar het kantoor voor de inning van de in- en uitvoerrechten te plaatsen. In afwachting daarvan wordt één van de tolinnersschepen vóór de haven van de Batse kade gepositioneerd, om alle smokkel en 'sluikvaart' te verhinderen161. Gecommitteerde Raden van Zeeland hebben weinig op het project van De Freijtag aan te merken; alleen het feit dat de omliggende Reigersbergse polder via de grachten van het fort zal afwateren acht men minder gelukkig, omdat dat in droge seizoenen betekent dat de grachten van het fort eveneens droog zullen dreigen komen te staan. Ook m.b.t. de aanschafprijs van de benodigde grond maakt men een voorbehoud, omdat de polders rond Bath pas recent tegen hoge kosten zijn ingedijkt, zodat ook de grondprijs wel eens onverwachts hoog zou kunnen blijken uit te vallen17'. Na overleg met Dumoulin besluit de Raad van State daarop op 31 januari 1786 om De Freijtag te gelasten tot de ongewijzijgde uitvoering van zijn project over te gaan. Tevens dient hij daartoe de nodige bestekken te vervaardigen, met dien verstande "dat niet alle de werken daartoe behoorende, zo van aarde als metselwerken, mitsgaders de daarin moetende geplaatst worden Landsgebouwen gelyktydig zullen kunnen worden by de hand genomen": dat wat het meest urgent is, gaat voor, waarbij De Freijtag gevolmachtigd wordt om het werk direct aan te besteden zodra een desbetreffend bestek gereed is, zonder dat dit laatste eerst ter goedkeuring aan Den Haag zal behoeven te worden voorgelegd. Van Resteren zal hem daarin bijstaan181. De Staten van Zeeland nemen het twee dagen later allemaal voor kennisgeving aan'9'. De aanleg van het fort De Freijtag gaat daarop hard aan de slag. Op 22 maart 1786 wordt het aardewerk van het fort, benevens het opmetselen van de profielmuren, het maken van een houten brug, het metselen van een afwateringssluisje en een dam, voor in totaal 27.550,— aanbesteed. Dat was voor iets meer dan begroot, maar de ingenieur had op de prijs van de brug nog wat kunnen afdingen, toen hij zich gewaar werd dat er "in het magazyn te Hulst, onder het oude afgelegde Ijzerwerk, nog verscheijde stukken zyn, welke tot bekwaam gebruijk aan 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1998 | | pagina 44