A.J.P. SAAIJMANS VADER CIE EN HAAR BRANDERIJ "MERCURIUS" TE GOES
met staande stelling met een druk van 3,099 kilo per vierkante duim en een nominaal
vermogen van 15 pk. De machine was gebouwd door de Gentse fabriek van Gustave
Scribe en werd gebruikt voor het verwarmen van de vloeistoffen, in beweging brengen van
de was- en snijmachine en het oppompen van water. De tot aan de bovenkant toe
ingemetselde geslagen ijzeren ketel was ook uit Gent afkomstig.
Vergunningen
Door Gedeputeerde Staten van Zeeland werd op 7 december 1855 toestemming verleend
tot de oprichting conform de zogenaamde "Fabriekswet van 1824".(4)
Weliswaar had men nu toestemming tot de oprichting, maar voordat daadwerkelijk met het
stoken van alcohol mocht worden begonnen, diende ook de dienst accijnzen te hebben
ingestemd.
Op 19 november 1855 vroeg Saaijmans Vader aan de minister van Financiën (afdeling
accijnzen) of er al een beslissing was genomen op zijn verzoek van 17 oktober. Flij schreef
de fabriek medio september in bedrijf te willen stellen gebruikmakend van een door hem
gewijzigde Cellier Blumenthal installatie en het Champonnoisprocedé voor het verkrijgen
van het beetwortelsap en de gisting, alles op basis van stoom.(5) Hij drong met spoed aan
op een positief besluit om te kunnen beginnen met de "cultuur van beetwortelen en
inrichting der fabriek en machinerie".
Desgevraagd kon de Brabantse dienst belastingen geen informatie verstrekken over de
Bergen op Zoomse beetwortelbranderij; het meer voor de hand gelegen inwinnen van
informatie in Maastricht heeft blijkbaar niet plaatsgevonden. Door de controleur te Goes
werd medegedeeld dat de fabriek gebouwd zou worden op de voormalige steenplaats van
Verhagen en Van Baaien en Comp buiten de Oosthavenpoort op 180 el afstand van deze
poort en op 186 el van het commiezenwachthuis, met andere woorden een goede
surveillance was gewaarborgd. Bij hem bestond dan ook geen bezwaar tegen het houden
van proefstokingen. Het resultaat hiervan was bepalend of er wel geen abonnement op de
accijnzen werd afgegeven.
Voordat er in het nieuwe gebouw proefstokingen zouden plaatsvinden, wilde de fabrikant
gedurende een maand in het laboratorium van de apotheker Hochart en Zoon op kleinere
schaal proeven verrichten. Men zou hiervoor gebruik maken van het gewone distilleer-
toestel bestaande uit een ketel met hierop een helm, waarbij een buis de alcoholdampen
naar een verkoelbak leidde en waarbij 4 gistkuipen van 150 liter inhoud en 3
aftrekkingskuipen werden gebruikt. Een en ander vanzelfsprekend onder toezicht van
ambtenaren. De minister besloot onder voorwaarden voor 4 weken proefnemingen bij de
apotheker toe te staan.
Omdat de vakkennis in Zeeland ontbrak, werd in augustus 1856 aan de Maastrichtse
belastingdienst gevraagd een deskundig ambtenaar naar Goes te zenden. Deze werd dan
belast met het toezicht op de proefstokingen. De fabriek was inmiddels gereed om met de
werkzaamheden aan te vangen. De commies le klas J.L. de Weilde werd in december 1856
te Goes gedetacheerd.(6)
43