ONDERWIJS EN ONDERWIJZERS IN KAPELLE VAN DE FRANSE TIJD TOT 1859 Daarnaast leveren de kerkelijke bedieningen van voorlezer/voorzanger en koster nog het niet te verwaarlozen bedrag van 270,— op. Dit laatste bedrag blijft evenwel buiten beschouwing in de bemoeiingen van de gemeente. Vaststelling van onderwijzerssalarissen zal in de toekomst de gemeente regelmatig problemen opleveren. De plaatselijke schoolcommissie, bestaande uit de burgemeester J. van Duine en de wethouders C. Westveer en J. de Jager, heeft in de onderwijzers blijkbaar geen onbeperkt vertrouwen. We maken dit op uit de algemene beschouwingen over het jaar 1858, gedateerd 18 februari 1859: "Het gemiddeld bedrag der Schoolgelden is geput uit de opgaven vroeger door de Hoofdonderwijzers gedaan, het verschil dat er in de jaarlijksche opgaven bestaat, doen echter het denkbeeld geboren worden of dezelve wel geheel juist zijn".(77) De afloop voor meester Sluijters. De neerwaartse spiraal waarin meester Sluijters zich al een aantal jaren bevindt is onomkeerbaar. Nu door de wet van 1857 de regels strenger worden en de rol van de gemeente in de regulering van het onderwijs op de voorgrond wordt geplaatst, gaat dit voor hem in een snel tempo funeste gevolgen hebben. De bovengenoemde algemene beschouwingen over 1858 geven in korte trekken en nuchtere bewoordingen aan hoe het er nu met het onderwijs in de Kapelse school voor staat: "Het onderwijs in Art. 1 omvat van a tot i, wordt in de School te Kapelle niet volledig onderwezen, het onderwijs is in die School over het algemeen slecht en heeft menigmalen tot klagten en teregtwijzingen aanleiding gegeven, die echter weinig indruk schijnen te maken, zoodat de vorderingen der leerlingen dan ook uiterst gering zijn, en vele ingezetenen hunne kinderen te huis houden of naar andere scholen zenden De Schoolmeubelen zijn voldoende en worden zoover mogelijk in goeden staat gehouden, dezelve worden echter in de School te Kapelle zeer verwaarloosd". De terugloop van het aantal leerlingen is inderdaad duidelijk aanwezig. Sinds jaar en dag is er op de school in Biezelinge ongeveer driekwart van het aantal kinderen dat er op de school in Kapelle is. Een normale verhouding in relatie tot het aantal inwoners van de beide dorpen. Nu gaat de Biezelingse school geleidelijk "groter" worden dan die van Kapelle: "De School te Kapelle werdt zoo de opgave juist is bezocht op 1 Januarij 1858 door 51 jongens en 46 meisjes, op 1 Julij 1858 door 30 jongens en 15 meisjes. De School te Biezelinge werdt bezocht: op 1 Januarij 1858 door 51 jongens en 42 meisjes, op 1 Julij 1858 door 28 jongens en 21 meisjes". In maart 1859 schrijven burgemeester en wethouders in hun verslag over het onderwijs in de gemeente aan Gedeputeerde Staten: "dat echter het onderwijs te Kapelle bepaald slecht is te noemen en de Hoofdonderwijzer aldaar niettegenstaande veelvuldige aanmaningen niet genegen schijnt zulks te verbeteren". De plaatselijke schoolcommissie brengt samen met de districtsschoolopziener rnr. J.H. de Laat de Kanter op 18 mei 1859 een bezoek aan de school "teneinde het onderwijs in die School en de toestand van de School zelve op te nemen". Men bespeurt enige verbetering en "eenige lust tot pligtsbetrachting bij den onderwijzer". In het verslag aan de gemeenteraad verwoordt de plaatselijke schoolcommissie de resultaten van dit bezoek als volgt: ..en wij derhalve den onderwijzer voor ons hebben doen verschijnen en hem op de nadrukkelijkste wijze hebben onder het oog gebragt dat de 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Historisch Jaarboek Zuid- en Noord-Beveland | 1997 | | pagina 105