J.P. DE JONGE
Het is opvallend hoe, na een aanvankelijke verbetering, de ziekte plotseling weer toeslaat vanaf
augustus, de oorzaak hiervan is niet duidelijk. Wel blijkt dat weer ongeveer 70% van de dieren sterft
evenals dat in 1719 het geval was. Het percentage gebeterde dieren blijft steeds vrij constant, zo'n
15%. De runderen die herstelden waren tot op zekere hoogte immuun. Uit de cijfers per dorp blijkt
dat de pest in 1770 vooral in het westen van Zuid-Beveland toesloeg. Vooral dorpen als
Hoedekenskerke, 's-Gravenpolder en Ellewoutsdijk werden zwaar getroffen, terwijl er in o. a.
Yerseke, Kruiningen en Wemeldinge heel weinig dieren stierven. Het is niet bekend of de ziekte in
de tijd voor of na 1770 daar meer slachtoffers maakte.
Ronde zeef. z.gsneezeef om graan mee te zeven.
Foto: Ned. Openlucht Museum
9 Gewassen en bouwplannen
Het voornaamste gewas op Zuid-Beveland was zonder twijfel de tarwe. Reeds in de zestiende eeuw
was Zeeland de belangrijkste graanverbouwende provincie. Zowel toen als in de eeuwen ervoor en
erna werd de Zeeuwse tarwe geroemd om zijn kwaliteit.42 Zoals de Tegenwoordige Staat zegt 'die
voor de beste gehouden wordt, die ergens gevonden word',43 De uitvoer van deze tarwe naar andere
gewesten was van groot belang.44 Van de andere granen was gerst de belangrijkste. Ook rogge en
haver werden in bescheiden mate verbouwd. Soms werden granen gemengd gezaaid, meestal gerst
en haver, het zogenaamde mengkruid. De opbrengst hiervan diende als veevoer.45
De tweede voorname categorie gewassen waren de peulvruchten, vooral erwten en bonen. Vooral de
54