ONTWIKKELINGEN IN DE LANDBOUW TIJDENS EEN DEPRESSIE
is niet bekend, maar in het voorjaar moeten het er enkele duizenden geweest zijn zoals blijkt uit het
aantal melkkoeien. Dit was echter steeds een tijdelijke zaak omdat ze voor het grootste deel verkocht
werden, getuige het kleine aantal runderen dat aangehouden werd naast de koeien.
Over de aantallen uit de voorgaande periode zijn we slechter ingelicht. Een aanwijzing is te vinden
in de telling van het vee in vier dorpen uit 1779, die hierboven reeds is aangehaald.36 Op grond
daarvan kan de voorzichtige conclusie getrokken worden dat de veestapel toen eerder groter dan
kleiner was. Voor 1719 is er wat informatie uit een opgave van het aantal dieren dat aan de veepest
gestor-ven is.37 In deze opgave uit januari 1720 staat voor Hoedekenskerke naast het aantal
gestorven dieren (114) ook hoeveel er overgebleven zijn:namelijk 256. Dit aantal is vrijwel gelijk
aan dat in de telling uit 1795 (geen pest-jaar): 261. Ook dit lijkt erop te wijzen dat de veestapel in de
loop van de achttiende eeuw kleiner geworden is.
8 De veepest
De problemen in de landbouw werden voor de veehouders nog vergroot door de veepest. Deze ziekte
heeft ook Zeeland niet onberoerd gelaten. Hoeveel dieren er tijdens de epidemiëen (1713-20, 1744-
65 en 1768-86) in totaal zijn gestorven is niet na te gaan. Niet altijd zal de pest even hevig hebben
toegeslagen omdat het eiland-karakter van het gebied een natuurlijke bescherming bood.38 Voor
twee jaren is er wat Zuid-Beveland betreft wel een goed beeld: 1719 en 1770. Er is over 1719 een
opgave van het aantal gestorven dieren voor ongeveer 85 procent van het eiland. Aannemende dat op
in het overige deel relatief evenveel dieren aan de pest ten offer vielen komt het aantal dode runderen
over dat jaar op bijna 4900.39 Er vanuit gaande dat de cijfers betrekking hebben op runderen van een
jaar of ouder en dat de veestapel van ongeveer dezelfde grootte was als in 1795 (6950), kan men
stellen dat ongeveer 70 procent van het vee in dat jaar verloren ging. Dit percentage komt overeen
met dat op enige bedrijven in de Beijerlanden waar in 1718 de veepest toesloeg.40
Voor 1770 beschikken we over een opgave per maand van het aantal dode en gebeterde dieren die
mogelijk wel compleet is.41 (In de plaatsen die ontbreken voor het eerste halfjaar had de ziekte zich
op dat moment wellicht nog niet gemanifesteerd.) Tabel 7 geeft een beeld van hoe de ziekte zich in
de loop van het jaar ontwikkelde.
Tabel 7 Dode en gebeterde runderen per maand in 1770
Maand
dode
gebeterde
Januari
350
39
Februari
196
29
Maart
316
41
April
339
47
Meil
33
15
Juni
51
4
Juli
95
10
Augustus
628
53
September
1358
168
Oktober
1101
211
November
316
66
December
163
26
Totaal
5046
709
53